ECLI:NL:CRVB:2015:2784
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake arbeidsongeschiktheid en verzekeringsplicht onder de Wet WIA
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 augustus 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. De appellant had een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), waarbij hij aangaf sinds 8 juli 2010 arbeidsongeschikt te zijn. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft de aanvraag echter afgewezen, omdat appellant op de datum van arbeidsongeschiktheid niet verzekerd zou zijn geweest. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, wat appellant heeft doen besluiten om in hoger beroep te gaan.
De Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat appellant ten tijde van de eerste arbeidsongeschiktheidsdag niet verzekerd was voor de Wet WIA. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en voegt daaraan toe dat appellant onvoldoende bewijs heeft geleverd dat hij na 4 oktober 2009 nog werkzaam was. De Raad heeft geconcludeerd dat het aan appellant was om aan te tonen dat hij verzekerd was, maar dat hij hierin niet is geslaagd. De stelling van appellant dat hij tot november 2010 voor een uitzendbureau heeft gewerkt, werd als onvoldoende onderbouwd beschouwd.
De Raad heeft ook de argumenten van appellant over de zorgvuldigheid van het onderzoek door het Uwv en de motivering van de rechtbank verworpen. De Raad heeft geoordeeld dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten en heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd.