ECLI:NL:CRVB:2015:2780
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing uitkering Ziektewet na ontslag op staande voet
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant, die laatstelijk werkzaam was als Plant Manager, heeft zich op 15 december 2008 ziek gemeld met hartklachten en is op 22 april 2009 op staande voet ontslagen. Het Uwv heeft op 26 mei 2009 de aanvraag van appellant om een ZW-uitkering afgewezen, omdat hij door zijn eigen toedoen was ontslagen. Appellant heeft hiertegen geen bezwaar gemaakt.
Appellant heeft zijn ontslag op staande voet aangevochten en op 21 september 2010 heeft de kantonrechter van de rechtbank Roermond een tussenvonnis gewezen, waarin de (ex-)werkgever werd toegelaten om te bewijzen dat er een dringende reden was voor het ontslag. Appellant heeft vervolgens verzocht om herziening van het besluit van 26 mei 2009, waarbij hij verwees naar het vonnis van de kantonrechter. Het Uwv heeft echter het besluit van 26 mei 2009 gehandhaafd en het bezwaar van appellant ongegrond verklaard, omdat er geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden waren aangevoerd.
De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Appellant heeft in hoger beroep opnieuw aangevoerd dat er nieuwe feiten en omstandigheden zijn die maken dat het Uwv terug had moeten komen van de beslissing van 26 mei 2009. De Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat het vonnis van de kantonrechter geen nieuw feit of veranderde omstandigheid is en dat het Uwv bevoegd was om het verzoek tot herziening af te wijzen. De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak en oordeelt dat het hoger beroep niet slaagt.