ECLI:NL:CRVB:2015:2768

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
18 augustus 2015
Publicatiedatum
18 augustus 2015
Zaaknummer
14/277 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkverklaring bezwaar tegen besluit tot categoriale bijzondere bijstand

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 augustus 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Oost-Brabant. De zaak betreft een niet-ontvankelijkverklaring van een bezwaar dat appellanten hadden ingediend tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Peel en Maas. Appellanten hadden op 5 oktober 2011 een aanvraag ingediend voor categoriale bijzondere bijstand in verband met kosten door een chronische ziekte of handicap. Het college heeft hen op 24 oktober 2011 een hersteltermijn gegeven om aanvullende gegevens te overleggen, met de waarschuwing dat de aanvraag niet in behandeling zou worden genomen als de gevraagde informatie niet tijdig werd verstrekt.

Appellanten hebben op 4 november 2011 de gevraagde informatie ingediend, maar hebben ook bezwaar gemaakt tegen het besluit van 24 oktober 2011. Het college heeft echter bij besluit van 14 augustus 2012 het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, omdat de brief van 24 oktober 2011 volgens hen een beslissing was ter voorbereiding van een besluit, en derhalve niet vatbaar voor bezwaar of beroep. De rechtbank heeft het beroep van appellanten tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarop appellanten in hoger beroep zijn gegaan.

De Centrale Raad van Beroep heeft in haar overwegingen bevestigd dat de brief van 24 oktober 2011 inderdaad niet voor bezwaar vatbaar is, omdat deze geen directe gevolgen voor de appellanten had. De Raad heeft geoordeeld dat appellanten hun bezwaren tegen de procedure ter voorbereiding van het besluit pas in een latere fase hadden kunnen aanvoeren. De Raad heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd en het hoger beroep ongegrond verklaard. Er zijn geen gronden voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

14/277 WWB
Datum uitspraak: 18 augustus 2015
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van
4 december 2013, 13/3488 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] (appellant) en [Appellante] (appellante) te [woonplaats]
het college van burgemeester en wethouders van Peel en Maas (college)
PROCESVERLOOP
Appellanten hebben hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Mr. E.M. Pommé, advocaat, heeft zich als gemachtigde van appellanten gesteld.
Partijen hebben toestemming gegeven een onderzoek ter zitting achterwege te laten, waarna het onderzoek is gesloten.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Op 5 oktober 2011 hebben appellanten categoriale bijzondere bijstand aangevraagd voor kosten in verband met chronische ziekte of een handicap.
1.2.
Bij brief van 24 oktober 2011 heeft het college appellanten een hersteltermijn gegeven om gegevens over te leggen. Hierbij heeft het college appellanten verzocht voor 7 november 2011 bewijs over te leggen waaruit volgt dat zij gedurende een periode van zes maanden onder behandeling staan van een specialist en meegedeeld dat de aanvraag niet in behandeling zal worden genomen als de gevraagde gegevens niet of niet volledig worden verstrekt.
1.3.
Bij brief van 4 november 2011 hebben appellanten de door het college gevraagde informatie toegezonden. Hierbij hebben appellanten ook bezwaar gemaakt tegen het besluit van 24 oktober 2011 en verzocht om vergoeding van de kosten van inktcartridges, papier en aangetekend verzenden.
1.4.
Bij besluit van 15 november 2011 heeft het college de op 5 oktober 2011 door appellanten aangevraagde categoriale bijzondere bijstand toegekend.
1.5.
Bij besluit van 14 augustus 2012 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar tegen de brief van 24 oktober 2011 niet-ontvankelijk verklaard. Hieraan heeft het college ten grondslag gelegd dat de brief van 24 oktober 2011 een beslissing is ter voorbereiding van een besluit als bedoeld in artikel 6:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit betekent dat dit besluit niet vatbaar is voor bezwaar en beroep, tenzij deze beslissing de belanghebbende los van het voor te bereiden besluit rechtstreeks in zijn belang treft. Van dat laatste is volgens het college niet gebleken.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellanten tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellanten hebben zich in hoger beroep op de hierna te bespreken gronden tegen deze uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Ingevolge artikel 6:3 van de Awb is een beslissing inzake de procedure ter voorbereiding van een besluit niet vatbaar voor bezwaar of beroep, tenzij deze beslissing de belanghebbende los van het voor te bereiden besluit rechtsreeks in zijn belang treft.
4.2.
De Raad is met de rechtbank en het college van oordeel dat de brief van 24 oktober 2011 een beslissing is als bedoeld in artikel 6:3 van de Awb inzake de procedure ter voorbereiding van het besluit van het college op de aanvraag van appellanten en dat appellanten daardoor los van het te nemen besluit op de aanvraag niet rechtstreeks in hun belang worden getroffen. Het standpunt van appellanten dat het college onnodig om overlegging van gegevens heeft gevraagd en dat zij in verband met de brief van 24 oktober 2011 kosten hebben moeten maken, leidt niet tot het oordeel dat appellanten los van het voor te bereiden besluit rechtstreeks in hun belang worden getroffen. De rechtbank heeft er terecht op gewezen dat appellanten deze punten aan de orde kunnen stellen in een procedure tegen het besluit op de aanvraag. Vergelijk de uitspraak van 8 februari 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BP6186.
4.3.
Dat appellanten pas op de zitting van de bezwaaradviescommissie duidelijk is geworden dat zij bezwaar hebben gemaakt tegen een beslissing ter voorbereiding van een besluit, komt voor hun rekening en risico.
4.4.
Uit 4.2 volgt dat de brief van 24 oktober 2011 niet voor bezwaar vatbaar is. Het college heeft het bezwaar van appellanten terecht niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft het beroep van appellanten terecht ongegrond verklaard.
4.5.
Gelet op het voorgaande treft het hoger beroep geen doel. De aangevallen uitspraak moet daarom worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door C. van Viegen, in tegenwoordigheid van M. Zwart als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 18 augustus 2015.
(getekend) C. van Viegen
(getekend) M. Zwart

HD