ECLI:NL:CRVB:2015:2761

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 augustus 2015
Publicatiedatum
17 augustus 2015
Zaaknummer
14/2524 WW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van besluit en toekenning schadevergoeding in sociale zekerheidszaak

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 augustus 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. De zaak betreft een geschil tussen appellante en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over een besluit dat op 8 april 2013 was genomen. De Centrale Raad heeft in een tussenuitspraak op 8 april 2015 geoordeeld dat het Uwv ten onrechte had nagelaten appellante te compenseren voor de schade die was ontstaan door onrechtmatige besluitvorming. In de tussenuitspraak werd het Uwv opgedragen om een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. Op 19 mei 2015 heeft het Uwv een nieuw besluit genomen, waarbij het bezwaar van appellante gegrond werd verklaard en een schadevergoeding van € 299,85 werd toegekend, evenals een vergoeding voor rechtsbijstand tot een bedrag van € 944,-. Appellante heeft aangegeven dat dit besluit tegemoetkomt aan haar oorspronkelijke bezwaar, maar heeft ook verzocht om vergoeding van proceskosten in zowel beroep als hoger beroep. De Centrale Raad heeft de aangevallen uitspraak vernietigd, het beroep gegrond verklaard en het besluit van 8 april 2013 vernietigd. Tevens is het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellante tot een totaalbedrag van € 1.960,- en moet het Uwv het betaalde griffierecht van € 811,- vergoeden.

Uitspraak

14/2524 WW
Datum uitspraak: 12 augustus 2015
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de Gelderland van 25 maart 2014, 13/2759 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
[werknemer] (werknemer)
PROCESVERLOOP
De Raad heeft in het geding tussen partijen op 8 april 2015 een tussenuitspraak, ECLI:NL:CRVB:2015:1092, gedaan.
Ter uitvoering van de tussenuitspraak heeft het Uwv op 19 mei 2015 een nieuwe beslissing op bezwaar genomen.
Appellante is in de gelegenheid gesteld haar zienswijze over het besluit van 19 mei 2015 naar voren te brengen. Appellante heeft te kennen gegeven dat het besluit tegemoet komt aan het oorspronkelijke bezwaar.
De meervoudige kamer heeft de zaak verwezen naar de enkelvoudige kamer, waarna het onderzoek is gesloten.
Met toepassing van artikel 8:57, tweede en derde lid, aanhef en onder d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), gelezen in verbinding met artikel 8:108, eerste lid, van de Awb, is een nader onderzoek ter zitting achterwege gelaten.

OVERWEGINGEN

1. Bij de tussenuitspraak is geoordeeld dat het Uwv ten onrechte heeft nagelaten appellante te compenseren voor de schade die als gevolg van de onrechtmatige besluitvorming is ontstaan.
2. Bij besluit van 19 mei 2015 heeft het Uwv het bezwaar van appellante gegrond verklaard en het besluit van 18 februari 2013 herroepen en appellante een schadevergoeding toegekend van € 299,85. Het Uwv heeft verder besloten aan appellante de kosten van rechtsbijstand in bezwaar te vergoeden tot een bedrag van € 944,-.
3. Volgens appellante heeft het Uwv met het besluit van 19 mei 2015 op een juiste wijze uitvoering gegeven aan de tussenuitspraak en is daarmee daadwerkelijk tegemoetgekomen aan haar bezwaren. Zij heeft verzocht om vergoeding van haar proceskosten in beroep en in hoger beroep.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Uit de tussenuitspraak volgt dat de aangevallen uitspraak, waarbij - voor zover hier van belang - het besluit van 8 april 2013 in stand is gelaten, moet worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal ook het besluit van 8 april 2013 worden vernietigd.
4.2.
Het besluit van 19 mei 2015 wordt door appellante niet bestreden. Gelet op de artikelen 6:19, eerste lid, en 6:24 van de Awb wordt dit besluit niet in de beoordeling betrokken.
4.3.
Er is aanleiding om het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellante. De kosten van rechtsbijstand worden begroot op € 980,- in beroep en op € 980,- in hoger beroep, in totaal € 1.960,-.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • vernietigt de aangevallen uitspraak;
  • verklaart het beroep gegrond en vernietigt het besluit van 8 april 2013;
  • veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 1.960,-;
  • bepaalt dat het Uwv aan appellante het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 811,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door H.G. Rottier als voorzitter, in tegenwoordigheid van P. Boer als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 12 augustus 2015.
(getekend) H.G. Rottier
(getekend) P. Boer

AP