In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 augustus 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. De zaak betreft een geschil tussen appellante en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over een besluit dat op 8 april 2013 was genomen. De Centrale Raad heeft in een tussenuitspraak op 8 april 2015 geoordeeld dat het Uwv ten onrechte had nagelaten appellante te compenseren voor de schade die was ontstaan door onrechtmatige besluitvorming. In de tussenuitspraak werd het Uwv opgedragen om een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. Op 19 mei 2015 heeft het Uwv een nieuw besluit genomen, waarbij het bezwaar van appellante gegrond werd verklaard en een schadevergoeding van € 299,85 werd toegekend, evenals een vergoeding voor rechtsbijstand tot een bedrag van € 944,-. Appellante heeft aangegeven dat dit besluit tegemoetkomt aan haar oorspronkelijke bezwaar, maar heeft ook verzocht om vergoeding van proceskosten in zowel beroep als hoger beroep. De Centrale Raad heeft de aangevallen uitspraak vernietigd, het beroep gegrond verklaard en het besluit van 8 april 2013 vernietigd. Tevens is het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellante tot een totaalbedrag van € 1.960,- en moet het Uwv het betaalde griffierecht van € 811,- vergoeden.