ECLI:NL:CRVB:2015:2760

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 augustus 2015
Publicatiedatum
17 augustus 2015
Zaaknummer
15/1775 WWB-W
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om wraking in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft verzoekster, vertegenwoordigd door H.B. Sodenkamp, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De rechtbank had op 26 januari 2015 een uitspraak gedaan in een geschil tussen verzoekster en het college van burgemeester en wethouders van Woensdrecht. Op 27 mei 2015 heeft het college een verweerschrift en een besluit ingediend, waarop verzoekster op 29 mei 2015 heeft gereageerd met een brief die ook als een akte van wraking moest worden opgevat. De Centrale Raad van Beroep heeft het verzoek om wraking niet in behandeling genomen, omdat het verzoek niet betrekking had op een specifiek lid van de Raad en de zaak ten tijde van het verzoek nog niet in behandeling was genomen. De Raad heeft de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht en de Wrakingsregeling bestuursrechterlijke colleges 2013 in overweging genomen. De Raad concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling en wijst het verzoek om wraking af. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer op 10 augustus 2015.

Uitspraak

15/1775 WWB-W
Datum uitspraak: 10 augustus 2015
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Beslissing op het verzoek om wraking gedaan door
[verzoekster] te [woonplaats] (verzoekster)
PROCESVERLOOP
Namens verzoekster heeft H.B. Sodenkamp hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 26 januari 2015, 14/5135, in het geding tussen verzoekster en het college van burgemeester en wethouders van Woensdrecht (college).
Het college heeft op 27 mei 2015 een verweerschrift en een besluit van gelijke datum ingezonden.
Namens verzoekster is op dit besluit gereageerd bij brief van 29 mei 2015. Daarbij is vermeld dat deze brief mede moet worden opgevat als een akte van wraking.

OVERWEGINGEN

1. Artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.
2. Artikel 3, tweede lid, aanhef en onder b, van de Wrakingsregeling bestuursrechterlijke colleges 2013 (Stcrt. 2013, nr. 11425) bepaalt dat de wrakingskamer, zonder daartoe een zitting te houden, kan beslissen dat een verzoek om wraking niet in behandeling wordt genomen indien het verzoek geen betrekking heeft op een met de behandeling van de zaak belast lid van het college.
3. Verzoekster heeft naar voren gebracht dat het onder procesverloop vermelde besluit van
27 mei 2015 onbevoegd is genomen door een medewerker van de Intergemeentelijke Sociale Dienst Brabantse Wal (ISD) en dat het besluit op een onjuiste motivering berust. Volgens verzoekster is door de directeur van de ISD meegedeeld dat het besluit tot stand is gekomen na ruggespraak met de Raad. Daarmee heeft de Raad volgens verzoekster feitelijk aangezet tot het opmaken van een valse akte. Verzoekster heeft verzocht om de brief van 29 mei 2015 op te vatten als een akte van wraking en niet als een verzoek om wraking, omdat de verzoekschriftprocedure volgens haar niet voldoet aan de eisen van onpartijdige rechtspraak. Verzoekster heeft verder verzocht om behandeling door een wrakingskamer van een ander rechtscollege, dat, anders dan de Raad, wel tot de rechterlijke macht behoort.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De brief van verzoekster van 29 mei 2015 moet, gelet op de inhoud daarvan, worden aangemerkt als een verzoek om wraking als bedoeld in artikel 8:15 van de Awb. Gelet op artikel 8:15 van de Awb en artikel 2, tweede lid, van de Wrakingsregeling bestuursrechterlijke colleges 2013 is de wrakingskamer een meervoudige kamer van het college. Aan het verzoek van verzoekster om het wrakingsverzoek te laten behandelen door een ander rechtscollege, kan dan ook geen gevolg worden gegeven.
4.2.
Een wrakingsgrond moet zijn gelegen in feiten of omstandigheden die betrekking hebben op (de persoon van) de rechter die de zaak behandelt en moet het betrokken lid van de Raad betreffen, niet de Raad als college. Vastgesteld moet worden dat deze zaak ten tijde van het verzoek op 29 mei 2015 nog niet in behandeling was genomen door een enkelvoudige of meervoudige kamer van de Raad. Het verzoek heeft ook geen betrekking op een met name genoemd lid van de Raad. Gelet op het voorgaande ziet de Raad aanleiding om met toepassing van artikel 3, tweede lid, aanhef en onder b, van de Wrakingsregeling bestuursrechterlijke colleges 2013 het verzoek om wraking niet in behandeling te nemen.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep wijst het verzoek om wraking af.
Deze uitspraak is gedaan door A. Beuker-Tilstra als voorzitter en B.J. van de Griend en
R.E. Bakker als leden, in tegenwoordigheid van R.L. Rijnen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 10 augustus 2015.
(getekend) A. Beuker-Tilstra
(getekend) R.L. Rijnen

HD