ECLI:NL:CRVB:2015:2723
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- A.B.J. van der Ham
- W.F. Claessens
- H.D. Stout
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake gezamenlijke huishouding en bijstandsverlening
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellanten tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, waarin de rechtbank het beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Nijmegen ongegrond heeft verklaard. Appellanten, die beiden bijstand ontvingen op grond van de Wet werk en bijstand (WWB), werden beschuldigd van het voeren van een gezamenlijke huishouding, wat gevolgen had voor hun bijstandsverlening. De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat appellanten in de beoordelingsperiodes, van 29 maart 2004 tot en met 30 april 2007 en van 16 januari 2009 tot en met 8 februari 2013, hun hoofdverblijf in dezelfde woning hadden. Dit werd ondersteund door verklaringen van appellanten en getuigen, alsook door onderzoeksresultaten van de sociale recherche. De Raad oordeelde dat het college bevoegd was om onderzoek in te stellen naar de rechtmatigheid van de bijstandsverlening en dat de onderzoeksbevindingen voldoende feitelijke grondslag boden voor de conclusie dat appellanten een gezamenlijke huishouding voerden. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 11 augustus 2015.