ECLI:NL:CRVB:2015:2718
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Huisbezoek en medewerking bij aanvraag om bijstand onder de Wet werk en bijstand
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 augustus 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De zaak betreft een aanvraag om bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) door betrokkene, die op 12 januari 2013 werd ingediend. De aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven, omdat betrokkene onjuiste informatie had verstrekt over haar woon- en leefsituatie en geen medewerking had verleend aan een huisbezoek. De rechtbank had het beroep van betrokkene tegen deze afwijzing gegrond verklaard, maar het college ging in hoger beroep.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat betrokkene onvoldoende medewerking had verleend aan het huisbezoek dat op 4 april 2013 had plaatsgevonden. Betrokkene had het formulier 'Toestemming huisbezoek' niet ondertekend en de medewerkers van het Team Bijzonder Onderzoek hadden de woning voortijdig moeten verlaten. De Raad concludeerde dat de woon- en leefsituatie van betrokkene onduidelijk was gebleven, waardoor het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld. De Raad vernietigde de uitspraak van de rechtbank voor zover deze was aangevochten en verklaarde het beroep van het college ongegrond.
De uitspraak benadrukt het belang van medewerking aan onderzoeken door de gemeente bij aanvragen om bijstand en de gevolgen van het niet ondertekenen van toestemmingsformulieren voor het vaststellen van het recht op bijstand.