ECLI:NL:CRVB:2015:2684
Centrale Raad van Beroep
- Schadevergoedingsuitspraak
- Rechtspraak.nl
Schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 augustus 2015 uitspraak gedaan in een verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. W.B. Knook, had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage. De Raad had eerder, op 13 februari 2014, bepaald dat het onderzoek in deze zaak heropend moest worden vanwege mogelijke overschrijding van de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens.
De Raad heeft vastgesteld dat er tussen de ontvangst van het beroepschrift door de rechtbank en de einduitspraak van 13 februari 2014 bijna zes jaar zijn verstreken. Dit leidde tot de conclusie dat de redelijke termijn in de rechterlijke fase was overschreden. De Raad heeft bepaald dat de overschrijding in beginsel aan het bestuursorgaan, in dit geval de Staat, moet worden toegerekend. Echter, als er sprake is van een langere behandelingsduur bij de rechter, dan komt die periode voor rekening van de Staat.
In deze zaak werd vastgesteld dat de overschrijding van de redelijke termijn deels aan de Staat te wijten was. De Raad heeft de Staat veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van € 2000,- voor de overschrijding van de redelijke termijn, en een aanvullend bedrag van € 500,- voor de lange duur van de schadeprocedure. De totale schadevergoeding die de Staat aan verzoeker moet betalen, bedraagt dus € 2500,-. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.