Uitspraak
OVERWEGINGEN
6 juli 2012, waarin enkele aanvullende beperkingen zijn opgenomen met betrekking tot reiken en bij betrokkene bestaande allergieën. Met inachtneming van die beperkingen heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep de mate van arbeidsongeschiktheid met toepassing van het per december 2011 geldende arbeidsongeschiktheidscriterium bepaald op 45 tot 55%. Bij besluit van 2 augustus 2012 (bestreden besluit) heeft appellant het bezwaar van betrokkene ongegrond verklaard.
1 december 2011 (de datum van de gestelde toename van haar arbeidsongeschiktheid) en
5 juni 2011 (de datum met ingang waarvan appellant haar WAO-uitkering heeft herzien). Betrokkene heeft zich primair op het standpunt gesteld dat zij op 1 december en 4 vier weken daarna 80 tot 100% arbeidsongeschikt is geworden, dan wel met ingang van een latere datum, waarbij zij meer in het bijzonder heeft aangeknoopt bij de datum 5 juni 2012. Zij heeft naar voren gebracht dat zij op medische gronden volledig arbeidsongeschikt moet worden geacht, althans dat haar beperkingen door appellant zijn onderschat en dat ten onrechte geen aanzienlijke urenbeperking is aangenomen. Ook is aangevoerd dat appellant niet of onvoldoende heeft gemotiveerd dat de belasting in de aan de schatting ten grondslag gelegde functies de vastgestelde belastbaarheid niet overschrijdt, dat het maatmanloon te laag is vastgesteld en dat het niet geoorloofd is naar aanleiding van de melding van toegenomen arbeidsongeschiktheid de uitkering te verlagen (verbod van 'reformatio in peius').
5 juni 2012. Dat ook een beoordeling per 29 december 2011 is gemaakt, blijkt niet uit het dossier. Van de aanleiding voor de claim, een auto-ongeval op 3 november 2011, wordt door de verzekeringsarts (bezwaar en beroep) geen melding gemaakt. Verzocht is de aangevallen uitspraak te bevestigen.
1 december 2011” op de FML van 13 februari 2012, alsmede uit de inhoud van het verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig rapport. Dat daarin niet wordt gerept van het ongeval dat betrokkene op 3 november 2011 is overkomen en dat aanleiding is geweest voor de claim, doet daaraan naar het oordeel van de Raad niet af. Daarbij wijst hij erop dat blijkens het dossier voor het eerst door betrokkene van dat ongeval melding wordt gemaakt in de brief van 30 november 2012 van de gemachtigde van betrokkene aan de rechtbank, voorafgaand aan de behandeling ter zitting. In de melding toegenomen arbeidsongeschiktheid noch in het bezwaarschrift wordt daarvan melding gemaakt, evenmin als tijdens de hoorzitting in bezwaar. Weliswaar had in de besluiten van 10 april 2012 (primaire beslissing) en 2 augustus 2012 (bestreden besluit) duidelijker melding kunnen worden gemaakt van de voor de beoordeling maatgevende datum, maar voor zover daarbij van een motiveringsgebrek kan worden gesproken heeft appellant dat gebrek naar het oordeel van de Raad hersteld bij het verweerschrift in beroep van 2 november 2012, waarin is gesteld: “De te beoordelen datum werd daarmee (vier weken na) 1 december 2011”, bij de behandeling ter zitting van de rechtbank op 11 december 2012 en bij de brief van 7 maart 2013 van appellant aan de rechtbank. Nu het door de rechtbank aangenomen gebrek zich niet voordoet, slaagt het hoger beroep en moet de aangevallen uitspraak worden vernietigd.