ECLI:NL:CRVB:2015:2555
Centrale Raad van Beroep
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag Wubo wegens onvoldoende bewijs van oorlogsgeweld
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 juli 2015 uitspraak gedaan over de afwijzing van een aanvraag op grond van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo). Appellante, geboren in 1935 in Bandung, diende op 14 februari 2013 een aanvraag in, die op 3 juni 2013 door de Pensioen- en Uitkeringsraad werd afgewezen. De reden voor de afwijzing was dat niet was komen vast te staan dat appellante was getroffen door oorlogsgeweld zoals bedoeld in de Wubo. Appellante maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard in het bestreden besluit van 24 september 2013.
Tijdens de zitting op 18 juni 2015 werd appellante vertegenwoordigd door twee personen, terwijl de verweerder werd vertegenwoordigd door A.L. van de Wiel. De Raad overwoog dat de door appellante overgelegde verklaringen van getuigen niet op eigen waarneming berustten en dus onvoldoende bewijs boden voor haar betrokkenheid bij de door haar beschreven incidenten. De Raad concludeerde dat de gebeurtenissen die appellante had beschreven, niet onder de werking van de Wubo konden worden gebracht, omdat deze niet aan de specifieke eisen voldeden.
De Raad erkende wel dat de oorlogservaringen van appellante ingrijpend waren, maar benadrukte dat voor erkenning onder de Wubo voldoende bewijs van betrokkenheid bij oorlogsgeweld vereist is. De lange wachttijd van appellante met haar aanvraag had het verkrijgen van bevestiging van getuigen bemoeilijkt, wat ook een rol speelde in de beslissing. Uiteindelijk werd het beroep ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.