ECLI:NL:CRVB:2015:2553

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
30 juli 2015
Publicatiedatum
30 juli 2015
Zaaknummer
14-3560 WUBO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de toekenning van uitkeringen op grond van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo) en de relatie met oorlogsgeweld

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 juli 2015 uitspraak gedaan in het geding tussen een appellante en de Pensioen- en Uitkeringsraad. Appellante had beroep ingesteld tegen een besluit van de Pensioen- en Uitkeringsraad van 15 mei 2014, waarin haar aanvraag voor uitkeringen op grond van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo) was afgewezen. De Raad oordeelde dat het bestreden besluit, gebaseerd op het geneeskundig advies van arts R.J. Roelofs, deugdelijk was voorbereid en overtuigend gemotiveerd. De Raad concludeerde dat niet was voldaan aan de voorwaarde dat het oorlogsgeweld de oorzaak was van de klachten van appellante. Appellante had erkend dat een groot deel van haar klachten voortkwam uit haar verblijf in een vakantiekolonie na de oorlog, wat buiten het beoordelingskader van de Wubo valt.

De Raad heeft het standpunt van de Pensioen- en Uitkeringsraad onderschreven, dat de psychische en lichamelijke klachten van appellante niet aan het oorlogsgeweld konden worden toegeschreven. Het advies van Roelofs, dat was gebaseerd op een persoonlijk onderhoud met appellante en informatie van andere medisch specialisten, gaf aan dat er geen verband was tussen de klachten van appellante en het oorlogsgeweld. De Raad heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

14/3560 WUBO
Datum uitspraak: 30 juli 2015
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak in het geding tussen
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Pensioen- en Uitkeringsraad (verweerder)
PROCESVERLOOP
Appellante heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 15 mei 2014, kenmerk BZ01733907 (bestreden besluit). Dit betreft de toepassing van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo). Het bestreden besluit is genomen ter uitvoering van de uitspraak van de Raad van 20 februari 2014, nr. 13/1276 WUBO.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 juni 2015. Daar is appellante, zoals door haar bericht, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door
A.L. van de Wiel.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellante, geboren [in] 1944, heeft in september 2011 een aanvraag ingediend om toekenningen op grond van de Wubo.
1.2.
Bij besluit van 9 mei 2012, na bezwaar gehandhaafd bij het besluit van 29 januari 2013, heeft verweerder de aanvraag afgewezen op de grond dat onvoldoende is komen vast te staan dat appellante direct betrokken is geweest bij het bombardement van 8 februari 1945 op Terborg.
1.3.
Het door appellante tegen het besluit van 29 januari 2013 ingestelde beroep is bij de onder het procesverloop genoemde uitspraak van de Raad gegrond verklaard. Het besluit is vernietigd en verweerder is opgedragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen. De Raad concludeerde dat in zodanige mate aan de beleidscriteria is voldaan dat redelijkerwijs een directe betrokkenheid van appellante bij het bombardement moet worden aangenomen.
1.4.
Bij het in dit geding bestreden besluit heeft verweerder ter uitvoering van de onder 1.3 bedoelde uitspraak een nieuw besluit genomen. Het bezwaar is in zoverre gegrond verklaard dat verweerder heeft erkend dat appellante is getroffen door oorlogsgeweld. Voor het overige is het bezwaar ongegrond verklaard. Verweerder is van mening dat de toeslag ter verbetering van levensomstandigheden en de gevraagde voorzieningen niet kunnen worden toegewezen omdat bij appellante geen sprake is van blijvende invaliditeit door het oorlogsgeweld. In dat verband is overwogen dat de bij appellante aanwezige psychische en lichamelijke klachten niet aan het oorlogsgeweld kunnen worden toegeschreven.
2. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
2.1.
Het standpunt van verweerder dat het aanvaarde oorlogsgeweld bij appellante niet heeft geleid tot blijvende invaliditeit in de zin van de Wubo is gebaseerd op het door de geneeskundig adviseur R.J. Roelofs, arts, uitgebrachte advies. Dat advies is opgemaakt na een persoonlijk onderhoud met appellante. Bij zijn advisering heeft hij ook betrokken de verkregen informatie van de klinisch psychloog drs. P.R. Bonthond, de reumatoloog
dr. H.A. Martens en de huisarts N.M.P. Lenior. Roelofs concludeert dat appellante multicausale lichamelijke klachten heeft waarvan medisch gezien een verband met het oorlogsgeweld niet kan worden gelegd. Het vele ziek zijn na de oorlog kan ook niet worden gezien als een gevolg van de betrokkenheid bij het bombardement. Het laatste oorlogsjaar schijnt wel hectisch verlopen te zijn (met vele bombardementen). Bewust kan zij zich hier niets van herinneren, onbewust heeft ze mogelijk wel de spanningen bij de volwassenen gevoeld. Deze periode in zijn geheel kan ook niet worden betrokken bij de Wubo-beoordeling. Daarbij is het medisch niet aannemelijk dat deze periode van spanningen haar lichamelijke problematiek van na de oorlog heeft veroorzaakt. De angsten en darmklachten worden toegeschreven aan de latere traumatische ervaringen in de vakantiekolonie. De perioden van overspannenheid waren werkgerelateerd. De psychische klachten (angsten, functionele klachten, overspannenheid in het verleden) zijn niet te relateren aan de geverifieerde Wubo-calamiteit, maar hebben een duidelijk andere oorzaak, aldus Roelofs.
2.2.
De Raad acht het bestreden besluit op grond van dit advies deugdelijk voorbereid en overtuigend gemotiveerd
.In de beschikbare gegevens zijn geen aanknopingspunten gevonden om te twijfelen aan de juistheid van het standpunt dat verweerder, in het voetspoor van zijn geneeskundig adviseur, heeft ingenomen. Aan de essentiële voorwaarde dat het oorlogsgeweld de oorzaak is geweest van het ontstaan van de bij appellante aanwezige klachten wordt, zoals blijkt uit het medisch advies, niet voldaan. Appellante heeft dit in feite ook erkend. Ook zij schrijft een groot deel van haar klachten toe aan haar verblijf in de vakantiekolonie waar zij na de oorlog werd ondergebracht. Het verblijf in de vakantiekolonie valt echter buiten het beoordelingskader van de Wubo. Appellante heeft verder nog gerefereerd aan de vele bombardementen op Terborg die zij kort na haar geboorte moet hebben meegemaakt. Het medisch advies van Roelofs laat echter zien dat er geen relatie kan worden gelegd tussen het meemaken van meerdere bombardementen en haar latere klachten.
2.3.
Uit het voorgaande volgt dat het bestreden besluit in rechte standhoudt en het beroep ongegrond moet worden verklaard.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door A. Beuker-Tilstra als voorzitter en B.J. van de Griend en
F.J.L. Pennings als leden, in tegenwoordigheid van B. Rikhof als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 30 juli 2015.
(getekend) A. Beuker-Tilstra
(getekend) B. Rikhof

HD