ECLI:NL:CRVB:2015:2535
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake toekenning huishoudelijke hulp en medisch advies
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin het beroep tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam ongegrond werd verklaard. Appellante, geboren op 11 februari 1944, heeft een onderbeenamputatie ondergaan en lijdt aan vergevorderde slijtage van haar handgewrichten. Eerder ontving zij hulp bij het huishouden, maar het college heeft haar bij besluit van 22 juli 2013 slechts beperkte hulp toegekend voor de periode van 23 juli 2013 tot en met 22 juli 2018. Appellante heeft hiertegen beroep aangetekend, wat leidde tot de aangevallen uitspraak van de rechtbank.
In hoger beroep heeft appellante haar bezwaren tegen de uitspraak van de rechtbank gemotiveerd, onderbouwd met een rapport van reumatoloog dr. F. Turkstra. Dit rapport leidde ertoe dat het college op 11 februari 2015 een nieuw besluit nam, waarin appellante hulp bij het huishouden voor 4 uur per week werd toegekend. De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat het college het medisch advies van 10 februari 2015 aan dit nieuwe besluit ten grondslag heeft mogen leggen. De Raad oordeelt dat het medisch onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd en dat de conclusies van het advies niet onjuist zijn.
De Raad vernietigt de aangevallen uitspraak en verklaart het beroep tegen het besluit van 22 juli 2013 gegrond, maar verklaart het beroep tegen het besluit van 11 februari 2015 ongegrond. Tevens wordt bepaald dat het college het griffierecht van € 166,- aan appellante vergoedt. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee leden, en is openbaar uitgesproken op 15 juli 2015.