ECLI:NL:CRVB:2015:2497
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens schending van de inlichtingenverplichting
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellanten, die in de periode van 28 mei 1997 tot 20 februari 2013 bijstand ontvingen op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam heeft de bijstand herzien en teruggevorderd op basis van bevindingen van een sociaal rechercheur, die ontdekte dat appellant een woning in Marokko bezat, wat niet was gemeld. De rechtbank Rotterdam heeft het bezwaar van appellanten tegen het besluit van het college ongegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het besluit in stand gelaten. Appellanten hebben hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak, waarbij zij betwisten dat zij hun inlichtingenverplichting hebben geschonden. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de onderzoeksbevindingen voldoende grondslag bieden voor het standpunt van het college. De Raad oordeelt dat appellanten hun inlichtingenverplichting hebben geschonden door het niet melden van de woning in Marokko. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank, omdat niet duidelijk is wat het aandeel van appellant in de woning is en het college niet verplicht was om verder onderzoek te doen naar de waarde van de woning. De beslissing van de Centrale Raad van Beroep is openbaar uitgesproken op 28 juli 2015.