ECLI:NL:CRVB:2015:248
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.M. van der Kade
- J.W. Schuttel
- J.P.M. Zeijen
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WGA-vervolguitkering en arbeidsongeschiktheidsevaluatie
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) met betrekking tot zijn WGA-vervolguitkering. Appellant, die sinds 2005 arbeidsongeschikt is door rechterpolsklachten, heeft in 2007 een loongerelateerde WGA-uitkering ontvangen. Na verschillende herbeoordelingen heeft het Uwv in 2011 vastgesteld dat appellant recht heeft op een WGA-vervolguitkering, maar met een lager percentage van arbeidsongeschiktheid. Appellant heeft het Uwv verzocht om een herbeoordeling van zijn arbeidsongeschiktheid, wat leidde tot een nieuw besluit waarin zijn arbeidsongeschiktheidspercentage werd vastgesteld op 65,83.
Appellant is van mening dat het Uwv zijn beperkingen te licht heeft ingeschat en heeft rapporten ingediend van zijn medisch adviseur, die aanvullende beperkingen voorstelt. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft echter in zijn rapporten gemotiveerd waarom hij geen aanleiding ziet om de door appellant voorgestelde beperkingen te volgen. De rechtbank heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard, en appellant is in hoger beroep gegaan.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en komt tot de conclusie dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de geselecteerde functies in medisch opzicht passend zijn voor appellant. De Raad heeft geen aanknopingspunten gevonden om de motivering van de verzekeringsarts bezwaar en beroep onjuist te achten. Het hoger beroep van appellant wordt afgewezen, en de Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank. Tevens wordt het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant.