ECLI:NL:CRVB:2015:2449
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Aanvulling op WAO-uitkering ten onrechte geweigerd na dienstongeval
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 juli 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. De zaak betreft een betrokkene die sinds 3 februari 2003 een arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangt op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Aanvankelijk was deze uitkering gebaseerd op een mate van arbeidsongeschiktheid van 55 tot 65%, maar dit werd later aangepast naar 25 tot 35% vanaf 9 januari 2006. Betrokkene is op 28 juni 2010 in dienst getreden bij de gemeente Haarlem, waar hij een dienstongeval heeft gehad op 12 oktober 2010, wat leidde tot een toename van zijn arbeidsongeschiktheid.
Na zijn dienstverband heeft betrokkene een aanvraag ingediend voor een aanvulling op zijn WAO-uitkering, die door het college van burgemeester en wethouders van Haarlem werd afgewezen. De rechtbank oordeelde dat betrokkene recht had op een aanvullende uitkering van 28,5% op basis van artikel 7:5 van het Ambtenarenreglement 1995 (AR 1995). Het college ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.
De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat de rechtbank niet correct heeft gehandeld door de aanvullende uitkering te berekenen zonder rekening te houden met de mate van arbeidsongeschiktheid die al bestond bij de aanvang van het dienstverband. De Raad heeft vastgesteld dat de toename van de arbeidsongeschiktheid na de aanvang van het dienstverband bepalend is voor de berekening van de aanvullende uitkering. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd en bepaald dat betrokkene recht heeft op een aanvullende uitkering ter hoogte van het verschil tussen 19% van zijn bezoldiging en 14/35 deel van de WAO-uitkering die hij ontvangt. Tevens is het college veroordeeld tot het vergoeden van wettelijke rente en proceskosten aan betrokkene.