ECLI:NL:CRVB:2015:2440
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- K.J. Kraan
- W.J.A.M. van Brussel
- L.J.A. Damen
- Rechtspraak.nl
Ontslag wegens ongeschiktheid voor de functie en weigering na-wettelijke uitkering
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraken van de rechtbank Limburg, waarbij het ontslag van appellante wegens ongeschiktheid voor de functie van [functie 2] werd bevestigd. Appellante was sinds 27 november 2009 in dienst bij de gemeente Leudal en had verschillende functies bekleed. Na een periode van ziekte en re-integratie, werd appellante op 28 juni 2012 ontslagen wegens ongeschiktheid, anders dan wegens ziekte of gebrek. Het college van burgemeester en wethouders van Leudal stelde dat het ontslag niet te wijten was aan omstandigheden binnen de werksfeer, maar grotendeels aan appellante zelf. De rechtbank verklaarde het beroep van appellante tegen het ontslag ongegrond, wat leidde tot het hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het college op goede gronden had besloten tot ontslag. De Raad benadrukte dat ongeschiktheid voor een functie moet blijken uit concrete gedragingen en dat appellante niet in staat was haar functie naar behoren te vervullen. De Raad concludeerde dat het college niet in redelijkheid had kunnen besluiten om appellante in haar functie te handhaven, gezien haar herhaaldelijke uitval en de onduidelijkheid over haar functioneren. Het hoger beroep van appellante werd afgewezen, en de eerdere uitspraken van de rechtbank werden bevestigd.
Daarnaast werd de weigering van de na-wettelijke uitkering door het college ook bevestigd. De Raad stelde vast dat het ontslag niet gelegen was in omstandigheden binnen de werksfeer, maar grotendeels te wijten was aan appellante zelf. De Raad bevestigde dat het college de keuze voor de ontslaggrond deugdelijk had gemotiveerd en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in proceskosten.