Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft appellant op 27 april 2013 bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van een bril, ter hoogte van € 522,-, op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam heeft deze aanvraag op 18 juni 2013 afgewezen, en dit besluit is na bezwaar op 16 juli 2013 gehandhaafd. De afwijzing was gebaseerd op artikel 15, eerste lid, van de WWB, dat de toekenning van bijzondere bijstand voor deze kosten uitsluit. De rechtbank Rotterdam heeft in haar uitspraak van 27 februari 2014 het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat de kosten van een bril onder de medische zorg vallen en dat de Zorgverzekeringswet (Zvw) als voorliggende voorziening dient. De wetgever heeft bewust gekozen om brillen en brillenglazen niet te vergoeden onder de basiszorgverzekering. Appellant heeft in hoger beroep de beslissing van de rechtbank bestreden, maar de Centrale Raad van Beroep heeft de eerdere uitspraak bevestigd. De Raad oordeelde dat het college terecht had gehandeld door appellant niet te horen, aangezien hij geen gebruik had gemaakt van de mogelijkheid om het antwoordstrookje voor een hoorzitting op te sturen. De Raad concludeerde dat er geen ruimte was voor het verstrekken van bijzondere bijstand voor de kosten van de bril, en dat de hoorplicht niet was geschonden. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer op 21 juli 2015.