ECLI:NL:CRVB:2015:2386
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van ZW-uitkering wegens benadelingshandeling
In deze zaak gaat het om de weigering van een Ziektewet (ZW) uitkering aan appellant, die in hoger beroep is gegaan tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. Appellant was werkzaam als systeembeheerder en heeft zich op 19 december 2011 ziek gemeld vanwege darmklachten en psychische klachten. Op 13 juli 2012 ondertekende hij samen met zijn werkgever een vaststellingsovereenkomst, waarin werd afgesproken dat zijn dienstverband per 1 augustus 2012 zou eindigen. De kantonrechter ontbond de arbeidsovereenkomst op 19 juli 2012. Het Uwv weigerde op 14 september 2012 de ZW-uitkering, omdat appellant een benadelingshandeling had gepleegd door in te stemmen met de beëindiging van zijn dienstverband, terwijl hij recht had op loondoorbetaling tijdens ziekte.
De rechtbank verklaarde het beroep van appellant ongegrond, en oordeelde dat het Uwv terecht de vaststellingsovereenkomst als een benadelingshandeling aanmerkte. Appellant had met het ondertekenen van de overeenkomst zijn aanspraak op loondoorbetaling tijdens ziekte prijsgegeven. In hoger beroep voerde appellant aan dat hij niet had ingestemd met de beëindiging van zijn dienstverband, maar de Raad onderschreef het oordeel van de rechtbank. De Raad concludeerde dat appellant zich bewust was van de gevolgen van de vaststellingsovereenkomst en dat hij daarmee had meegewerkt aan de beëindiging van zijn dienstverband.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar gedaan op 15 juli 2015.