ECLI:NL:CRVB:2015:2364

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
16 juli 2015
Publicatiedatum
16 juli 2015
Zaaknummer
14-2519 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep van de korpschef van politie tegen de rechtbank Noord-Holland over functiebeschrijving en adviserende werkzaamheden van Rechercheur B

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van de korpschef van politie tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de werkzaamheden van betrokkene, die als Rechercheur B werkzaam was, wezenlijk afweken van de voor hem geldende functiebeschrijving. De korpschef betoogde dat dit niet het geval was en dat de werkzaamheden van betrokkene, die onder andere bestonden uit advisering over opsporingsmiddelen, binnen de kaders van zijn functie vielen. De Centrale Raad van Beroep heeft het hoger beroep van de korpschef gegrond verklaard. De Raad onderschreef in grote lijnen het betoog van de korpschef en oordeelde dat de werkzaamheden van betrokkene niet wezenlijk afweken van de functiebeschrijving van Rechercheur B. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, met uitzondering van de beslissingen over griffierecht en proceskosten. De Raad concludeerde dat de korpschef met zijn besluiten van 27 juni en 13 november 2014 niet langer het bestreden besluit handhaafde, omdat de functiebeschrijving van betrokkene adequaat was aangepast aan zijn feitelijke werkzaamheden. De Raad oordeelde dat de korpschef in de proceskosten van betrokkene moest worden veroordeeld tot een bedrag van € 1.960,-. De uitspraak werd gedaan op 16 juli 2015.

Uitspraak

14/2519 AW, 14/3921 AW, 14/4386 AW, 15/1819 AW
Datum uitspraak: 16 juli 2015
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op de hoger beroepen tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van
27 maart 2014, 13/1155 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
de korpschef van politie (korpschef)
[Betrokkene] te [woonplaats 1] (betrokkene)
PROCESVERLOOP
De korpschef heeft hoger beroep ingesteld.
Namens betrokkene heeft mr. T.A. van Helvoort een verweerschrift ingediend en tevens incidenteel hoger beroep ingesteld.
De korpschef heeft zijn zienswijze over het incidenteel ingestelde hoger beroep naar voren gebracht.
Ter uitvoering van de aangevallen uitspraak heeft de korpschef op 27 juni 2014 een nieuwe beslissing genomen.
De korpschef heeft op 13 november 2014 wederom een nieuwe beslissing genomen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 mei 2015. De korpschef heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.M.A. Valks en A.M.J. Bertelink. Betrokkene is verschenen, bijgestaan door mr. Van Helvoort. Als getuige is gehoord [naam getuige W], wonende te [woonplaats 2], voormalig teamleider van de Criminele Inlichtingen Eenheid (CIE) van de Nationale Recherche.

OVERWEGINGEN

1.1.
Betrokkene was werkzaam als Rechercheur B in de voormalige politieregio [naam regio A].
1.2.
Nadat de korpschef betrokkene kenbaar had gemaakt dat hij in het kader van de invoering van het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP) het voornemen had de functie van Rechercheur B, gewaardeerd in salarisschaal 8, aan te merken als uitgangspositie van betrokkene voor de omzetting naar het LFNP, heeft betrokkene hiertegen bedenkingen ingediend. Deze bedenkingen zijn door de korpschef (mede) aangemerkt als een aanvraag tot functieonderhoud op grond van de Tijdelijke regeling functieonderhoud politie
(Trfp, Stcrt. 2012, nr. 3097).
1.3.
Bij besluit van 13 mei 2013 (bestreden besluit) heeft de korpschef dit verzoek afgewezen. Tegen dit besluit is met toepassing van artikel 7:1a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) rechtstreeks beroep ingesteld.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank, met bepalingen over de vergoeding van griffierecht en proceskosten, het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaard en de korpschef opgedragen om met inachtneming van wat in deze uitspraak is overwogen een nieuwe beslissing te nemen. Aan dit oordeel ligt, samengevat, het volgende ten grondslag. Betrokkene heeft niet aannemelijk gemaakt dat de werkzaamheden die hem als tactisch coördinator in het Dali-onderzoek en als deelprojectleider in de Team Grootschalig Opsporing (TGO)-onderzoeken Taurus en Oeral zijn opgedragen in het licht van de daarbij aan hem toegekende verantwoordelijkheden wezenlijk afwijken van de bij de functie van Rechercheur B behorende taken. De werkzaamheden van betrokkene bestaande uit het adviseren (aan leidinggevenden en het OM) over, opstarten, begeleiden en uitvoeren van stelselmatige informatietrajecten (si-trajecten) in de TGO’s Taurus en Oeral en pseudokoop-basistrajecten, alsmede het doorontwikkelen daarvan kunnen echter niet worden geschaard onder de voor betrokkene geldende functiebeschrijving. Bij de door betrokkene feitelijk verrichte werkzaamheden is sprake geweest van het ontwikkelen van deskundigheid op het gebied van de toepasbaarheid van opsporingsmiddelen en advisering over de toepasbaarheid daarvan in TGO’s.
3.1.
Bij het besluit van 27 juni 2014 heeft de korpschef de aangepaste, persoonsgebonden, functiebeschrijving van Rechercheur B op betrokkene van toepassing verklaard. Het verzoek van betrokkene om functieonderhoud is alsnog ingewilligd, in die zin dat de geldende (organieke) functiebeschrijving van Rechercheur B voor betrokkene is aangevuld met (de taak) “adviseren over de inzet en toepassing van bestaande opsporingsmiddelen.”
3.2.
Bij het besluit van 13 november 2014 heeft de korpschef de bij het besluit van 27 juni 2014 van toepassing verklaarde aangepaste, persoonsgebonden, functiebeschrijving van Rechercheur B aangevuld met (de taak):
- “coördinatiefunctie, waaronder het optreden als tactisch coördinator in complexe onderzoeken binnen de regionale recherche”.
3.3.
De onder 3.1 en 3.2 genoemde besluiten worden, gelet op het bepaalde in de artikelen 6:19 en 6:24 van de Awb, mede in de beoordeling betrokken.
4. De Raad komt naar aanleiding van wat partijen in hoger beroep hebben aangevoerd tot de volgende beoordeling.
De aangevallen uitspraak
4.1.
Op grond van artikel 6, negende lid, van het Besluit bezoldiging politie (Bbp) en de Trfp kan de ambtenaar tot en met 23 mei 2011 een aanvraag indienen om, als in de periode van
31 december 2009 tot en met 31 maart 2011 (referteperiode) de feitelijk aan hem opgedragen werkzaamheden gedurende tenminste een jaar wezenlijk afwijken van de voor hem geldende functie en in samenhang daarmee de voor hem geldende functiebeschrijving, de werkzaamheden en de functie met elkaar in overeenstemming te brengen. Het is daarbij aan de betrokkene om aannemelijk te maken dat dit het geval is. Nu het hier een vaststelling van feiten betreft, is volgens vaste rechtspraak een slechts terughoudende toetsing door de rechter niet op zijn plaats (uitspraken van 25 februari 2010, ECLI:NL:CRVB:2010:BL6876 en
21 februari 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:BZ2588).
4.2.1.
Het hoger beroep van de korpschef is gericht tegen het oordeel van de rechtbank over de door betrokkene op het vlak van advisering verrichte werkzaamheden. De korpschef betoogt, kort samengevat, dat de door betrokkene in dit kader verrichte werkzaamheden niet wezenlijk afwijken van de voor hem geldende functie(beschrijving).
4.2.2.
Wat betreft de werkzaamheden van betrokkene op het vlak van si-trajecten en pseudokoop-basistrajecten heeft de korpschef erop gewezen dat in de voor betrokkene geldende functiebeschrijving onder de hoofdtaak Criminaliteitsbeheersing tevens als taak is vermeld: “Specialisatie/deskundigheid op één of meer specifieke terreinen (taakaccenten), zoals: verdovende middelen, heling, fraude, vuurwapenhandel, milieucriminaliteit, computercriminaliteit.” Volgens de korpschef sluiten si-trajecten en pseudokoop-
basistrajecten qua karakter aan bij voornoemde (niet limitatief bedoelde) specialisaties. De korpschef heeft daarbij aangetekend dat betrokkene zijn expertise op het terrein van si-trajecten en pseudokoop-basistrajecten heeft ingezet in diverse onderzoeken. Volgens de korpschef zijn de meergenoemde werkzaamheden daarmee onderzoeksgerelateerd en operationeel van karakter. Het opstarten van een onderzoek, waartoe het opstellen van een plan van aanpak behoort, omvat tevens een advies over de aanpak van dat onderzoek en het inzetten en toepassen van bestaande opsporingsmiddelen. Als zodanig vormen deze specifieke onderzoeksgebonden werkzaamheden geen wezenlijke afwijking van de voor betrokkene geldende functiebeschrijving van Rechercheur B. De korpschef heeft verder uiteengezet dat betrokkene zich, anders dan een collega Rechercheur B, niet (prominent) heeft beziggehouden met de vormgeving van (meer) mogelijkheden van Stelselmatige Informatie-inwinning en de opzet en inrichting van een pseudokoop-basisteam. Volgens de korpschef heeft betrokkene al met al nagenoeg geen onderzoeksoverstijgende werkzaamheden uitgevoerd.
4.2.3.
De Raad kan dit betoog in grote lijnen onderschrijven. De onder 4.2.2 genoemde werkzaamheden zijn onlosmakelijk verbonden met de vervulling van de functie van Rechercheur B en in zoverre niet als wezenlijk afwijkend aan te merken. De betreffende werkzaamheden kunnen worden geschaard onder de, onder het tweede hoofdbestanddeel van de functie, aangeduid met het kopje ‘Informatie/advisering’, opgesomde taak: “Informeren collega’s en leiding over de ontwikkelingen op specifieke terrein van de deskundigheid”. De Raad gaat er daarbij overigens wel vanuit dat “informeren” hier - gelet op het kopje waaronder deze taak is opgesomd en daarop gegeven toelichting door de korpschef - moet worden gelezen/begrepen als “informeren/adviseren”. Het hoger beroep van de korpschef slaagt.
4.3.
Zoals namens de korpschef ter zitting bij de Raad is bevestigd, is het besluit van
13 november 2014, voor zover dat strekt tot wijziging van het besluit van 27 juni 2014, zonder voorbehoud - onafhankelijk van de uitkomst van het hoger beroep van de korpschef - genomen. Nader overleg heeft geleid tot het gewijzigde inzicht bij de korpschef dat de onder 3.2 weergegeven taak onvoldoende tot uitdrukking komt in de voor betrokkene geldende functiebeschrijving. Volgens de korpschef doet vermelding van de onder 3.2 weergegeven taak in de functiebeschrijving van betrokkene meer recht aan de feitelijke situatie ten tijde van belang. De korpschef handhaaft het bestreden besluit aldus niet langer. Hieruit volgt dat het oordeel van de rechtbank dat betrokkene niet aannemelijk heeft gemaakt dat de hem als tactisch coördinator opgedragen werkzaamheden wezenlijk afwijken van de bij de functie van Rechercheur B behorende taken onjuist moet worden geacht. Het incidenteel hoger beroep van betrokkene, dat zich richt tegen het oordeel van de rechtbank in zoverre, behoeft geen bespreking meer.
4.4.
Uit 4.1 tot en met 4.3 volgt dat de aangevallen uitspraak niet in stand kan blijven. Omwille van de duidelijkheid zal de Raad deze uitspraak in haar geheel vernietigen met uitzondering van de in die uitspraak opgenomen beslissingen over griffierecht en proceskosten. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Raad het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaren en dat besluit vernietigen. Nu het hoger beroep van de korpschef slaagt wat de adviserende werkzaamheden van betrokkene betreft, is niet alleen de grondslag aan het besluit van 27 juni 2014 komen te ontvallen, maar is ook de grondslag komen te ontvallen aan het besluit van 13 november 2014, voor zover daarbij - in zoverre voortbouwend op het besluit van 27 juni 2014 - de adviserende werkzaamheden als wezenlijk afwijkend en in de functiebeschrijving zijn opgenomen. De Raad zal ook deze besluiten (in zoverre) vernietigen.
Het besluit van 13 november 2014, voor zover daarbij de functiebeschrijving van Rechercheur B is aangevuld met de onder 3.2 weergegeven coördinatiefunctie
4.5.1.
Met dit besluit is de korpschef alsnog tegemoetgekomen aan het standpunt van betrokkene dat zijn werkzaamheden als (tactisch) coördinator in complexe (deel)onderzoeken wezenlijk afwijken van de voor hem geldende functie(beschrijving). Met de aangepaste/aangevulde functiebeschrijving zijn de verantwoordelijkheden die behoren bij de feitelijk aan betrokkene opgedragen werkzaamheden adequaat tot uitdrukking gebracht. Daarom ziet de Raad geen grond voor het oordeel dat een verdergaande aanpassing/aanvulling van de functiebeschrijving had moeten plaatsvinden. Het beroep tegen het besluit van 13 november 2014, voor zover daarbij de functiebeschrijving van
Rechercheur B is aangevuld met de onder 3.2 weergegeven coördinatiefunctie, moet dan ook ongegrond worden verklaard.
5. Aanleiding bestaat om de korpschef te veroordelen in de proceskosten van betrokkene. Deze kosten worden begroot op € 1.960,- in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- vernietigt de aangevallen uitspraak, behalve de beslissingen over proceskosten en
griffierecht;
- verklaart het beroep tegen het besluit van 13 mei 2013 gegrond en vernietigt dit besluit;
- vernietigt het besluit van 27 juni 2014;
- vernietigt het besluit van 13 november 2014, voor zover daarbij de adviserende
werkzaamheden als wezenlijk afwijkend zijn beoordeeld en in de functiebeschrijving van
Rechercheur B zijn opgenomen;
- verklaart het beroep tegen het besluit van 13 november 2014, voor zover daarbij de
functiebeschrijving van Rechercheur B is aangevuld met de onder 3.2 weergegeven
coördinatiefunctie, ongegrond;
- veroordeelt de korpschef in de proceskosten van betrokkene tot een bedrag van € 1.960,-.
Deze uitspraak is gedaan door N.J. van Vulpen-Grootjans als voorzitter en J.J.A. Kooijman en M.T. Boerlage als leden, in tegenwoordigheid van C.A.W. Zijlstra als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 16 juli 2015.
(getekend) N.J. van Vulpen-Grootjans
(getekend) C.A.W. Zijlstra

HD