ECLI:NL:CRVB:2015:2349
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van bijstand na melding van inwoning
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 juli 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant ontving bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) en heeft het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam op 29 november 2011 geïnformeerd dat een familielid bij hem is komen inwonen. Dit leidde tot een herziening van de bijstandsverlening door het college, waarbij de toeslag van 20% werd verlaagd naar 10%. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het college heeft dit bezwaar ongegrond verklaard. Vervolgens heeft het college een terugvordering ingesteld van teveel betaalde bijstand over een bepaalde periode.
De rechtbank heeft het beroep van appellant gegrond verklaard en het besluit van het college vernietigd, omdat het college niet adequaat had gereageerd op de melding van appellant. In hoger beroep heeft appellant betoogd dat het college van terugvordering had moeten afzien, omdat hij zelf de wijziging in zijn leefsituatie had gemeld. De Raad heeft echter geoordeeld dat het college binnen de wettelijke kaders heeft gehandeld en dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat er bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van de rechtspraak rechtvaardigden.
De Raad heeft bevestigd dat het college de terugvordering heeft beperkt tot een periode van zes maanden na de melding van appellant, zoals is vastgelegd in de rechtspraak. De enkele omstandigheid dat het college de wijziging in de woonsituatie niet direct heeft verwerkt, was onvoldoende om de terugvordering te laten vervallen. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.