ECLI:NL:CRVB:2015:2306
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van WW-uitkering wegens verwijtbare werkloosheid na zelf ontslag
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 juli 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van een WW-uitkering aan appellant, die zelf ontslag had genomen. Appellant had op 8 oktober 2012 een WW-uitkering aangevraagd met terugwerkende kracht tot 11 november 2011, maar het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) weigerde deze uitkering omdat appellant verwijtbaar werkloos was geworden door zijn eigen ontslag. Appellant stelde dat hij geen ontslag had genomen, maar dat de arbeidsovereenkomst op instigatie van de werkgeefster was beëindigd met wederzijds goedvinden. Het Uwv had echter informatie ingewonnen bij de werkgeefster, die bevestigde dat appellant zelf het initiatief had genomen om het dienstverband te beëindigen.
De rechtbank Amsterdam had eerder het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard. In hoger beroep herhaalde appellant zijn standpunt, maar de Raad oordeelde dat het Uwv terecht had vastgesteld dat de dienstbetrekking was geëindigd op verzoek van appellant. De Raad benadrukte dat appellant niet had aangetoond dat de werkgeefster het initiatief had genomen tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst. De Raad concludeerde dat appellant op 11 november 2011 verwijtbaar werkloos was geworden en dat er geen omstandigheden waren die het Uwv zouden verplichten om de uitkering toe te kennen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.