ECLI:NL:CRVB:2015:2269
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.M. van der Kade
- H.J. Simon
- L. Koper
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake ontheffing van de verzekeringsplicht voor de AOW na arbeid in Nederland
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 juli 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, die de Nederlandse nationaliteit heeft en in Duitsland heeft gewoond en gewerkt, verzocht om ontheffing van de verzekeringsplicht voor de Nederlandse volksverzekeringen, waaronder de AOW, voor de periode van 1 augustus 2010 tot en met 31 juli 2011. De Sociale verzekeringsbank (Svb) had deze ontheffing geweigerd, omdat de appellant in die periode arbeid in Nederland had verricht. De rechtbank oordeelde dat de appellant niet voldeed aan de voorwaarden voor ontheffing, omdat het verrichten van arbeid in Nederland in de weg staat aan het verkrijgen van een ontheffing.
De appellant stelde in hoger beroep dat de ontheffing met terugwerkende kracht verleend moest worden vanwege onbillijkheden van overwegende aard. De Raad overwoog dat de Svb op goede gronden de ontheffing had onthouden, aangezien de appellant in de betreffende periode arbeid had verricht en er geen sprake was van onbillijkheden die een eerdere ontheffing rechtvaardigden. De Raad concludeerde dat de redelijke termijn voor de procedure niet was overschreden en dat de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd moest worden. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.
De uitspraak bevestigt dat het verrichten van arbeid in Nederland de mogelijkheid van ontheffing van de verzekeringsplicht uitsluit, en dat de Svb terecht heeft geoordeeld dat er geen onbillijkheden van overwegende aard waren die een andere beslissing rechtvaardigden.