ECLI:NL:CRVB:2015:2237
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en medische beoordeling
In deze zaak gaat het om de weigering van een WIA-uitkering aan appellante, die stelt dat zij per 12 april 2006 niet in staat was om arbeid te verrichten. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht, die het beroep van appellante gegrond had verklaard en het bestreden besluit van het Uwv had vernietigd. De rechtbank oordeelde dat het Uwv onvoldoende medische onderbouwing had gegeven voor de vaststelling dat appellante minder dan 35% arbeidsongeschikt was. In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat haar psychische beperkingen zijn onderschat en dat er sprake is van comorbiditeit met lichamelijke klachten. De Raad heeft de deskundige, prof. dr. J.J. van Os, geraadpleegd, die concludeerde dat appellante op psychisch gebied ernstig beperkt is. De Raad heeft vastgesteld dat de beperkingen van appellante in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) onjuist zijn vastgesteld en dat zij per 12 april 2006 niet in staat was om de haar voorgehouden functies te vervullen. De Raad heeft het besluit van het Uwv herroepen en bepaald dat appellante in aanmerking komt voor een IVA-uitkering op grond van de Wet WIA, met terugwerkende kracht tot 12 april 2006. Tevens is het Uwv veroordeeld tot vergoeding van de wettelijke rente en proceskosten.