1.5.Bij besluit van 29 mei 2013 (bestreden besluit) heeft het college de bezwaren tegen de besluiten van 7 november 2011 en 29 januari 2013 ongegrond verklaard. Hieraan heeft het college ten grondslag gelegd dat, gelet op wat staat vermeld in het besluit van 15 december 2009, het voor appellante duidelijk was, althans had moeten zijn, dat zij op een deugdelijke wijze de besteding van haar pgb dient aan te tonen. Appellante heeft echter het aan haar over 2010 en 2011 toegekende pgb niet, dan wel op een niet juiste, verifieerbare wijze verantwoord. De door appellante overgelegde gegevens zijn onvoldoende om na te kunnen gaan of het pgb is aangewend voor het daartoe bestemde doel.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft hiertoe overwogen dat het college appellante, door de informatie in het toekenningsbesluit, voldoende duidelijk en begrijpelijk heeft ingelicht over de gevolgen van de keuze voor het pgb. Appellante heeft evenwel niet aan haar verantwoordingsplicht voldaan. Uit de overgelegde stukken, een jaaroverzicht 2011 van betalingen aan appellante haar zorgverleners en bankafschriften met daarop alleen de vermelding van de ontvangst van het pgb door appellante, kan niet worden afgeleid welke werkzaamheden zijn uitgevoerd en of het pgb daadwerkelijk is besteed aan het doel waarvoor het is verstrekt. Appellante heeft met betrekking tot de jaren 2010 en 2011 geen contract en geen betaalbewijzen overgelegd. Verder overweegt de rechtbank dat appellante geen omstandigheden heeft aangevoerd waaruit blijkt dat zij onevenredig zwaar in haar belangen is getroffen, waarbij de rechtbank in aanmerking neemt dat appellante de door het college aangeboden huishoudelijke hulp in natura heeft geweigerd.
3. Appellante heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Zij voert aan dat het college haar onvoldoende heeft geïnformeerd over de wijze waarop, en met welke stukken, zij haar pgb dient te verantwoorden. Appellante heeft de formulieren Wmo Controle Persoonsgebonden budget 2010 en 2011, de door haarzelf opgestelde jaaroverzichten 2010 en 2011 en een tweetal bankafschriften waaruit volgt dat het college het pgb op haar rekening heeft gestort, bij het college ingediend. Appellante stelt zich op het standpunt hiermee aan haar verantwoordingsplicht te hebben voldaan, nu zij haar pgb over 2009 op exact dezelfde wijze heeft verantwoord en het college deze verantwoording, na een inhoudelijke beoordeling, heeft goedgekeurd. Aangezien de verantwoording van het pgb van appellante in 2009, 2010 en 2011 door het college is gecontroleerd, kan niet langer gesproken worden van een steekproefsgewijze controle, waardoor de uitvoering van de Wmo in strijd is met de Gewijzigde Verordening individuele verstrekkingen Wmo gemeente ’s-Hertogenbosch 2012 (Verordening) en het gewijzigd financieel besluit Wmo 2012 (Besluit). Daarnaast had het college in de besluitvorming rekening moeten houden met het gegeven dat appellante ernstig lichamelijk gehandicapt is, dat zij geen zorg in natura wenst te ontvangen en dat zij hierdoor zelf haar noodzakelijke huishoudelijke hulp vanuit haar Wajong-uitkering moet betalen.
4. De Raad oordeelt als volgt.
4.1.1.In artikel 46, tweede lid, van de Verordening is bepaald dat een besluit tot verlening van een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget geheel of gedeeltelijk kan worden ingetrokken indien blijkt dat de tegemoetkoming of het budget bij de controle niet is aangewend voor de bekostiging en het doel waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.
4.1.2.In artikel 47, derde lid, van de Verordening is, voor zover hier van belang, bepaald dat ingeval het recht op een voorziening is ingetrokken, op basis daarvan een reeds uitbetaalde financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget kan worden teruggevorderd.
4.1.3.In artikel 13, tweede lid, van de Verordening is bepaald dat de toekenning van het te verstrekken budget, de omvang, de looptijd en de voorwaarden bij beschikking worden vastgesteld. In het vierde lid van dat artikel is bepaald dat na betaling van het persoonsgebonden budget het college achteraf controleert of het verstrekte persoonsgebonden budget is besteed aan het doel waarvoor het verstrekt is. Aan de budgethouder worden daarvoor alleen de noodzakelijke stukken, zoals genoemd in het financieel besluit, gevraagd te verstrekken. In de tot 1 januari 2012 van kracht zijnde Verordening individuele verstrekkingen Wmo gemeente ’s-Hertogenbosch 2010 zijn vergelijkbare bepalingen opgenomen in artikel 6, met dien verstande dat het college steekproefsgewijs de besteding van het pgb nagaat.
4.1.4.In artikel 6, zesde lid, van het Besluit is, voor zover van belang, bepaald dat de budgethouder bij de verantwoording inzicht verschaft of met het persoonsgebonden budget particuliere hulp dan wel hulp van een zorgaanbieder is ingekocht en of een overeenkomst met de zorgverlener is afgesloten. Verder toont hij aan welk budget is gebruikt voor de inkoop van zorgverlening, ondersteuning (bemiddeling/administratie) en overige zaken (verzekering, lidmaatschap belangenvereniging Per Saldo) die verband houden met de dienstverlening hulp bij het huishouden. Rechten en plichten van de budgethouder zijn in de beschikking opgenomen.
In artikel 6, zevende lid, van de tot 1 januari 2012 achtereenvolgens van kracht zijnde Besluiten individuele verstrekkingen Wmo gemeente ’s-Hertogenbosch 2010 en 2011 (Besluiten 2010 en 2011) is een zelfde bepaling opgenomen. Verder bepaalt dat artikel dat de steekproef een minimale omvang van 25% van de persoonsgebonden budgetten heeft.