ECLI:NL:CRVB:2015:2197
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake AWBZ-zorgindicatie en schadevergoeding
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 juli 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Appellant, geboren in 2008, had op 14 september 2012 een indicatie voor zorg op basis van de Algemene wet bijzondere ziektekosten (AWBZ) aangevraagd. Deze aanvraag werd afgewezen door het CIZ, dat stelde niet bevoegd te zijn en verwees appellant naar Bureau Jeugdzorg. Na een nieuwe aanvraag in 2013 handhaafde het CIZ deze afwijzing. De rechtbank verklaarde het beroep tegen de afwijzing ongegrond, waarop appellant in hoger beroep ging.
Tijdens het hoger beroep trok het CIZ de eerdere besluiten in en stelde een nieuw besluit op, waarin appellant voor bepaalde zorgfuncties werd geïndiceerd. Appellant verzocht echter om schadevergoeding voor kosten die hij had gemaakt als gevolg van de eerdere onrechtmatige besluiten. De Raad oordeelde dat de gestelde schade voor gemaakte kosten aan psychologenpraktijk Brouwer niet voor vergoeding in aanmerking kwam, omdat er geen causaal verband was aangetoond. Wel werd geoordeeld dat de kosten voor medisch advies voor vergoeding in aanmerking kwamen.
De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep tegen het besluit van 13 maart 2013 gegrond. CIZ werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van appellant, die in totaal € 1.383,67 bedroegen, en het griffierecht van € 162,- werd ook vergoed. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een causaal verband voor schadevergoeding en de rol van het CIZ in de AWBZ-zorgindicatie.