Uitspraak
OVERWEGINGEN
.
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 juli 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. Appellant, die voorheen als tekenaar/werkvoorbereider werkte, had zich ziek gemeld met psychische en lichamelijke klachten, waaronder tinnitus. Na een aanvraag voor een uitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) werd aan appellant een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend, waarbij zijn arbeidsongeschiktheid op 37,34% werd vastgesteld. Appellant was het niet eens met deze beslissing en stelde dat de invloed van tinnitus op zijn arbeidscapaciteit niet goed was ingeschat.
In het hoger beroep herhaalde appellant zijn bezwaren en voerde aan dat de verzekeringsartsen onvoldoende rekening hadden gehouden met de beperkingen die hij ervaart door tinnitus. De rechtbank had eerder de medische grondslag van het bestreden besluit onderschreven en vastgesteld dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd. De verzekeringsartsen hadden informatie van de behandelende sector in hun beoordeling meegenomen, en de rechtbank vond geen reden om aan te nemen dat er onvoldoende rekening was gehouden met de beperkingen van appellant.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de verzekeringsartsen terecht hadden geconcludeerd dat appellant niet geschikt was voor functies met een bijzondere belasting voor het gehoor, maar dat dit niet leidde tot een aanvullende beperking in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). De Raad oordeelde dat de argumenten van appellant niet voldoende waren om de eerdere beoordeling te weerleggen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.