ECLI:NL:CRVB:2015:2167
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van WW-uitkering wegens eigen toedoen bij ontslag door onveilige werkomstandigheden
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 juli 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van een WW-uitkering aan appellant. Appellant was sinds 19 augustus 2011 in aanmerking voor een WW-uitkering, maar heeft op 12 november 2012 ontslag genomen na een korte periode van dienstverband bij zijn werkgeefster. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) weigerde de WW-uitkering met als reden dat appellant door eigen toedoen passende arbeid niet had behouden. Appellant stelde dat de werkomstandigheden onveilig waren en dat hij ontslag had genomen uit noodzaak voor zijn geestelijke en lichamelijke gezondheid.
De Raad heeft vastgesteld dat de door appellant geschetste werkomstandigheden als onveilig werden aangemerkt. De reactie van de werkgeefster op een bedrijfsongeval, waarbij appellant blijvend letsel opliep, gaf geen vertrouwen dat de veiligheid van werknemers gewaarborgd werd. De Raad oordeelde dat appellant niet kon worden verweten dat hij zijn dienstverband had beëindigd, gezien de omstandigheden waaronder hij werkte. De rechtbank had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard, maar de Centrale Raad van Beroep kwam tot de conclusie dat de werkloosheid van appellant niet verwijtbaar was.
De Raad droeg het Uwv op om binnen zes weken na verzending van de uitspraak het gebrek in het besluit van 4 april 2013 te herstellen, met inachtneming van de overwegingen van de Raad. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van werkgevers om een veilige werkomgeving te bieden en de rechten van werknemers in situaties van onveilige arbeidsomstandigheden.