ECLI:NL:CRVB:2015:2074

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 juni 2015
Publicatiedatum
26 juni 2015
Zaaknummer
13-790 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van toegenomen beperkingen in het kader van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) waarbij haar aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) is afgewezen. De Centrale Raad van Beroep heeft op 12 juni 2015 uitspraak gedaan. Appellante had eerder een uitkering aangevraagd, maar deze was geweigerd op basis van de conclusie dat er geen sprake was van toegenomen beperkingen. Appellante heeft in hoger beroep gesteld dat haar gezondheidssituatie is verslechterd en dat het Uwv niet heeft onderkend dat zij lijdt aan een chronisch gegeneraliseerd pijnsyndroom/fibromyalgie.

De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank Roermond bevestigd, waarin werd geoordeeld dat het onderzoek door de verzekeringsarts zorgvuldig was en dat er geen aanknopingspunten waren om te twijfelen aan de conclusie dat er geen toegenomen beperkingen waren. De Raad heeft de medische informatie van de reumatoloog H.A. Cats in overweging genomen, maar heeft geconcludeerd dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende rekening heeft gehouden met de klachten van appellante. De Raad heeft geen aanleiding gezien om het ingenomen standpunt van het Uwv te wijzigen en heeft de aangevallen uitspraak bevestigd.

De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldig medisch onderzoek en de noodzaak voor appellanten om voldoende bewijs te leveren voor hun claims van toegenomen beperkingen. De Raad heeft ook aangegeven dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

13/790 WIA
Datum uitspraak: 12 juni 2015
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van
28 december 2012, 12/818 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. W.H.A. Bos, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het Uwv heeft nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 mei 2015. Appellante is, met voorafgaand bericht, niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door A.H.G. Boelen.

OVERWEGINGEN

1.1.
Bij besluit van 23 februari 2010 is geweigerd appellante met ingang van 11 maart 2010 een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toe te kennen. Het bezwaar van appellante tegen dit besluit is ongegrond verklaard bij besluit van
30 september 2010. Het beroep tegen dit besluit heeft de rechtbank bij uitspraak van
29 augustus 2011 ongegrond verklaard. Deze uitspraak is bevestigd bij de uitspraak van
28 juni 2013 van de Raad (ECLI:NL:CRVB:2013:773).
1.2.
Op 5 juli 2011 heeft appellante bij het Uwv gemeld dat haar gezondheidssituatie met ingang van 17 juni 2011 is verslechterd. Appellante is op 21 september 2011 onderzocht door de verzekeringsarts. De verzekeringsarts heeft informatie ontvangen van de huisarts. De verzekeringsarts heeft geconcludeerd dat geen sprake is van toegenomen beperkingen. Bij besluit van 20 oktober 2011 is vastgesteld dat appellante geen recht heeft op een uitkering zonder nieuwe wachttijd, omdat geen sprake is van toegenomen beperkingen.
1.3.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de conclusie dat geen sprake is van toegenomen beperkingen gehandhaafd. Appellante heeft een hyperventilatieaanval gehad en heeft persisterende uitgebreide gewrichts- en spierklachten. Deze problematiek was bekend bij de beoordeling in 2010 en in verband daarmee zijn beperkingen aangenomen. Bij besluit van 8 mei 2012 is het bezwaar van appellante tegen het besluit van 20 oktober 2011 ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak is het beroep van appellante tegen het besluit van 8 mei 2012 ongegrond verklaard. Naar het oordeel van de rechtbank zijn er geen aanknopingspunten om te twijfelen aan de conclusie van de bezwaarverzekeringsarts dat geen sprake is van toegenomen beperkingen. De rechtbank acht het onderzoek van de verzekeringsarts zorgvuldig.
3. Appellante heeft zich in hoger beroep op het standpunt gesteld dat haar beperkingen zijn toegenomen. De hyperventilatie, de hartkloppingen, de gewrichts- en spierklachten en de daarmee gepaard gaande beperkingen zijn toegenomen. Appellante stelt dat het Uwv niet heeft onderkend dat zij lijdt aan een chronisch gegeneraliseerd pijnsyndroom/fibromyalgie. Voorts is geen rekening gehouden met de ernstige hinderlijke bijwerkingen van de medicijnen die appellante gebruikt.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Er is geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen dan de rechtbank zoals is weergegeven in de aangevallen uitspraak. De rechtbank heeft op goede grond overwogen dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek zorgvuldig is geweest en dat er geen aanknopingspunten zijn voor het oordeel dat de beperkingen van appellante door het Uwv onjuist zijn vastgesteld. Daarbij is tevens het nadere rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 11 augustus 2014, betrokken die in reactie op de hoger beroepsgronden heeft aangegeven dat bij het verzekeringsgeneeskundig onderzoek van appellante reeds is uitgegaan van fybromyalgie en psychische klachten. De in beroep overgelegde medische informatie van reumatoloog H.A. Cats van 27 juni 2012 met de daarin gestelde diagnose werpt dan ook geen ander licht op de zaak. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft voorts in deze overgelegde informatie geen aanleiding gezien om het ingenomen standpunt te wijzigen. De Raad volgt appellante dan ook niet in haar betoog dat het Uwv bij de beoordeling niet heeft onderkend dat appellante lijdt aan een chronisch gegeneraliseerd pijnsyndroom/fibromyalgie. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft inzichtelijk gemotiveerd dat voldoende rekening is gehouden met de hieruit voortvloeiende beperkingen. De rechtbank heeft dan ook op goede gronden de medische grondslag van het bestreden besluit onderschreven.
4.2.
Uit het voorgaande volgt dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. van der Kade als voorzitter en T.L. de Vries en
L. Koper als leden, in tegenwoordigheid van G.J. van Gendt als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 12 juni 2015.
(getekend) M.M. van der Kade
(getekend) G.J. van Gendt

NK