Uitspraak
28 december 2012, 12/818 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) waarbij haar aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) is afgewezen. De Centrale Raad van Beroep heeft op 12 juni 2015 uitspraak gedaan. Appellante had eerder een uitkering aangevraagd, maar deze was geweigerd op basis van de conclusie dat er geen sprake was van toegenomen beperkingen. Appellante heeft in hoger beroep gesteld dat haar gezondheidssituatie is verslechterd en dat het Uwv niet heeft onderkend dat zij lijdt aan een chronisch gegeneraliseerd pijnsyndroom/fibromyalgie.
De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank Roermond bevestigd, waarin werd geoordeeld dat het onderzoek door de verzekeringsarts zorgvuldig was en dat er geen aanknopingspunten waren om te twijfelen aan de conclusie dat er geen toegenomen beperkingen waren. De Raad heeft de medische informatie van de reumatoloog H.A. Cats in overweging genomen, maar heeft geconcludeerd dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende rekening heeft gehouden met de klachten van appellante. De Raad heeft geen aanleiding gezien om het ingenomen standpunt van het Uwv te wijzigen en heeft de aangevallen uitspraak bevestigd.
De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldig medisch onderzoek en de noodzaak voor appellanten om voldoende bewijs te leveren voor hun claims van toegenomen beperkingen. De Raad heeft ook aangegeven dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.