Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- veroordeelt appellant in de proceskosten van betrokkene in hoger beroep tot een bedrag van
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 juni 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 28 mei 2014. De zaak betreft een boete die door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) aan betrokkene was opgelegd wegens schending van haar inlichtingenverplichting. Het Uwv stelde dat betrokkene tijdens een verzekeringsgeneeskundig spreekuur op 17 september 2009 onjuiste informatie had verstrekt over haar medische situatie, wat leidde tot de oplegging van een boete van € 2.269,-. Na bezwaar van betrokkene werd deze boete verlaagd naar € 480,-, maar het bezwaar werd gegrond verklaard door de rechtbank, die oordeelde dat er geen grondslag was voor de boete.
In hoger beroep handhaafde het Uwv zijn standpunt dat betrokkene haar inlichtingenverplichting had geschonden. De Raad oordeelde echter dat het Uwv niet had aangetoond dat betrokkene daadwerkelijk haar verplichtingen had geschonden, en dat er bovendien geen subjectief verwijt aan betrokkene kon worden gemaakt. De Raad benadrukte dat de bewijslast voor een overtreding bij het Uwv ligt en dat het gedrag van betrokkene eerder als een uiting van een stoornis moet worden gezien. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de boete niet terecht was opgelegd.
De Raad heeft appellant ook veroordeeld in de proceskosten van betrokkene in hoger beroep, die zijn begroot op € 980,-. Tevens werd een griffierecht van € 497,- opgelegd aan appellant. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met G.A.J. van den Hurk als voorzitter en A.I. van der Kris en R.P.T. Elshoff als leden, in aanwezigheid van griffier W. de Braal.