ECLI:NL:CRVB:2015:1997
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en herziening van bijstandsverlening op basis van schending inlichtingenverplichting
In deze zaak gaat het om de intrekking, herziening en terugvordering van bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Appellanten ontvingen vanaf 13 december 2007 bijstand naar de norm voor gehuwden. Appellant had een nul-urenovereenkomst bij een bedrijf en heeft in het kader van een inburgeringstraject stage gelopen. Na een onderzoek door de handhaving van de Intergemeentelijke Sociale Dienst Midden-Langstraat, bleek dat appellant inkomsten uit arbeid had genoten, terwijl hij dit niet had gemeld. Dit leidde tot de opschorting van zijn bijstandsrecht en uiteindelijk tot de intrekking van de bijstand met terugwerkende kracht. De rechtbank Zeeland-West-Brabant verklaarde het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond. Appellanten gingen in hoger beroep, maar de Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat appellanten de inlichtingenverplichting hebben geschonden, waardoor het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld. De Raad benadrukte dat het aan appellanten was om aan te tonen dat zij recht op bijstand hadden, wat niet is gelukt. De uitspraak bevestigt de noodzaak van transparantie en eerlijkheid in het verstrekken van informatie aan de autoriteiten.