ECLI:NL:CRVB:2015:1996
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- W.H. Bel
- J.F. Bandringa
- S. Hindriks-Roose
- Rechtspraak.nl
Bijstandsrecht en verblijf in het buitenland: geen recht op bijstand bij langer verblijf dan vier weken
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin het beroep tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam ongegrond werd verklaard. Appellante ontving bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) en had op 24 december 2012 haar voorgenomen verblijf in het buitenland opgegeven. Het college heeft bepaald dat appellante vanaf 30 januari 2013 geen recht op bijstand had, omdat zij langer dan vier weken in het buitenland verbleef. Appellante heeft bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat er zeer dringende redenen waren voor het verlenen van bijstand, omdat zij in India een Ayurvedische behandeling onderging voor haar psychische klachten. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat haar situatie voldeed aan de voorwaarden voor het verlenen van bijstand, zoals vastgelegd in de WWB. De Raad stelt vast dat er geen acute noodsituatie was die het verlenen van bijstand noodzakelijk maakte. Bovendien heeft appellante niet kunnen aantonen dat haar behandeling in India op indicatie van een behandelend arts in Nederland plaatsvond.
De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het hoger beroep van appellante niet slaagt. De Raad wijst erop dat appellante geen bewijs heeft geleverd voor haar stellingen en dat de ontzegging van bijstand niet in strijd is met het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens. De uitspraak wordt openbaar gedaan op 23 juni 2015.