ECLI:NL:CRVB:2015:1958
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor dieetkosten op grond van onvoldoende onderbouwd medisch advies
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die haar beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam ongegrond had verklaard. Appellante had bijzondere bijstand aangevraagd voor dieetkosten, maar het college had deze aanvraag afgewezen op basis van een medisch advies van de GGD, waarin werd gesteld dat er geen sprake was van een medisch noodzakelijk dieet. De rechtbank oordeelde dat het college op goede gronden had gehandeld en dat de adviezen van de GGD zorgvuldig tot stand waren gekomen.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat appellante niet voldoende objectieve medische gegevens had overgelegd om aan te tonen dat haar dieet medisch noodzakelijk was. De GGD had in haar adviezen duidelijk gemaakt dat er geen wetenschappelijke basis was voor de door appellante gevraagde dieetkosten en dat reguliere behandelingen beschikbaar waren die vergoed werden door de zorgverzekeraar. De Raad benadrukte dat het college in beginsel mag uitgaan van de juistheid van een ingewonnen medisch advies, tenzij er concrete aanknopingspunten zijn om aan de zorgvuldigheid of inhoud van dat advies te twijfelen.
Daarnaast werd de klacht van appellante over de lange duur van de procedure afgewezen. De Raad stelde vast dat de redelijke termijn van artikel 6 van het EVRM niet was overschreden, aangezien de totale procedure minder dan vier jaar had geduurd. De Raad concludeerde dat het hoger beroep van appellante niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank.