ECLI:NL:CRVB:2015:1859
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Korting op WAO-uitkering en oplegging van boete wegens niet tijdige informatieverstrekking door appellant
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 mei 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De appellant, die sinds 25 augustus 1995 een WAO-uitkering ontving, had zijn werkzaamheden bij een werkgever hervat zonder dit tijdig en volledig aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) te melden. Hierdoor heeft het Uwv de WAO-uitkering van appellant met terugwerkende kracht gekort en een boete opgelegd wegens schending van de inlichtingenplicht.
De rechtbank heeft geoordeeld dat appellant niet tijdig en volledig heeft geïnformeerd over zijn werkhervatting en dat hij zowel objectief als subjectief verwijtbaar is. De rechtbank heeft de besluiten van het Uwv om de uitkering terug te vorderen en de boete op te leggen, onderschreven. Appellant had vanaf 11 september 2006 een aanzienlijk hoger bruto salaris ontvangen, wat hij had moeten melden. De rechtbank oordeelde dat appellant redelijkerwijs had moeten begrijpen dat zijn inkomsten invloed hadden op de hoogte van zijn WAO-uitkering.
In hoger beroep herhaalde appellant zijn gronden en betoogde dat zijn netto loon gelijk was gebleven, maar de Raad oordeelde dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de boete terecht was opgelegd. De Raad bevestigde dat de terugvordering van de WAO-uitkering met terugwerkende kracht in overeenstemming was met de wetgeving en dat er geen dringende redenen waren om van terugvordering af te zien. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.