ECLI:NL:CRVB:2015:184
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verlaging van WW-uitkering wegens niet-nakomen van inschrijvings- en sollicitatieverplichtingen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 januari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Nederland. Appellante, die sinds 3 oktober 2011 een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) ontving, had te maken met een verlaging van haar uitkering. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had haar WW-uitkering met 10% verlaagd voor een periode van twee maanden omdat zij niet had voldaan aan de verplichting om zich in te schrijven als werkzoekende. Daarnaast werd haar uitkering met 25% verlaagd voor vier maanden wegens onvoldoende sollicitaties in de periode van 1 november 2011 tot en met 29 februari 2012.
Appellante maakte bezwaar tegen deze besluiten, maar het Uwv verklaarde de bezwaren ongegrond. De rechtbank bevestigde deze besluiten, waarbij werd vastgesteld dat appellante haar verplichtingen niet was nagekomen. In hoger beroep herhaalde appellante haar argumenten en voerde aan dat het Uwv onvoldoende rekening had gehouden met haar persoonlijke situatie. De Raad oordeelde echter dat er geen sprake was van samenloop van verplichtingen zoals bedoeld in artikel 9 van het Maatregelenbesluit socialezekerheidswetten, omdat niet was aangetoond dat het niet nakomen van de verplichtingen voortkwam uit één en dezelfde oorzaak.
De Raad onderschreef het oordeel van de rechtbank en concludeerde dat appellante niet had aangetoond dat zij geestelijk niet in staat was om aan haar verplichtingen te voldoen. Het hoger beroep werd afgewezen en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. Tevens werd het verzoek om vergoeding van wettelijke rente afgewezen en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.