ECLI:NL:CRVB:2015:179
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens gezamenlijke huishouding en toereikende feitelijke grondslag
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 januari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Midden-Nederland. De appellante ontving bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) en werd beschuldigd van het voeren van een gezamenlijke huishouding met haar partner K, wat zij ontkende. De Sociale Recherche had onderzoek gedaan naar de rechtmatigheid van de bijstandsverlening, na anonieme meldingen dat appellante samenwoonde met K. Het college van burgemeester en wethouders van Hilversum besloot op basis van de onderzoeksresultaten om de bijstand van appellante in te trekken en de gemaakte kosten terug te vorderen. De rechtbank verklaarde het beroep van appellante ongegrond, waarna zij in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat er voldoende feitelijke grondslag was voor de conclusie dat appellante en K in de te beoordelen periode gezamenlijk hoofdverblijf hadden op het uitkeringsadres. De Raad baseerde zich op verklaringen van appellante, K en buurtbewoners, die bevestigden dat K bij appellante woonde. Daarnaast werd vastgesteld dat er sprake was van wederzijdse zorg, onder andere door financiële verstrengeling en het delen van huishoudelijke taken. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank, waarbij de intrekking van de bijstand en de terugvordering werden gehandhaafd.