Uitspraak
OVERWEGINGEN
€ 5.040,00 +/+
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 juni 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de intrekking en terugvordering van bijstand aan betrokkene, die van 23 september 1995 tot en met 22 mei 2011 bijstand ontving op grond van de Wet werk en bijstand. Appellant, het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven, heeft de bijstand van betrokkene ingetrokken en teruggevorderd wegens het niet melden van het fokken en verkopen van honden, wat een schending van de inlichtingenverplichting inhoudt. De terugvordering betrof een totaalbedrag van € 160.244,26, dat door de Commissie voor bezwaarschriften werd geadviseerd te matigen op basis van medische redenen. De rechtbank Oost-Brabant heeft het beroep van betrokkene gegrond verklaard voor de hoogte van de terugvordering, wat leidde tot het hoger beroep van appellant.
De Raad heeft vastgesteld dat de rechtbank niet heeft onderkend dat appellant niet bevoegd was om de dwangsommen te verrekenen met de terugvordering. De Raad heeft het bestreden besluit vernietigd voor zover het de hoogte van het terugvorderingsbedrag betreft en zelf in de zaak voorzien door het bedrag vast te stellen op € 6.373,40. De Raad heeft ook appellant veroordeeld in de proceskosten van betrokkene in hoger beroep, begroot op € 980,-. Deze uitspraak bevestigt de noodzaak voor zorgvuldige afwegingen bij terugvorderingen en de rol van medische adviezen in dergelijke procedures.