ECLI:NL:CRVB:2015:1743

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
2 juni 2015
Publicatiedatum
4 juni 2015
Zaaknummer
14-1377 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep niet-ontvankelijk wegens gebrek aan procesbelang

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 juni 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De appellant, die bijstand ontving op grond van de Wet werk en bijstand (WWB), had hoger beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van 's-Hertogenbosch. Dit besluit verklaarde het bezwaar van de appellant tegen een trajectplan ongegrond. De appellant had een werkervaringsplaats aangeboden gekregen, maar het college had het bezwaar hiertegen afgewezen.

Tijdens de zitting op 20 april 2015 heeft de advocaat van de appellant, mr. M.F.J. Witlox, de argumenten voor het hoger beroep toegelicht. Het college werd vertegenwoordigd door mr. J.P.C. Schouten. De Raad heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de appellant geen actueel procesbelang meer had bij de beoordeling van de aangevallen uitspraak, aangezien het traject niet meer actueel was. De Raad heeft benadrukt dat het enkel een principiële uitspraak over de verplichting om mee te werken aan het traject betreft, wat niet voldoende is om het hoger beroep ontvankelijk te verklaren.

De Raad heeft eerder in vergelijkbare zaken geoordeeld dat hij niet verplicht is om principiële vragen te beantwoorden als er geen geschil meer is. Gezien het gebrek aan procesbelang heeft de Centrale Raad van Beroep het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, en de uitspraak is openbaar gedaan op 2 juni 2015.

Uitspraak

14/1377 WWB
Datum uitspraak: 2 juni 2015
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 6 februari 2014, 12/3954 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van 's-Hertogenbosch (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. M.F.J. Witlox, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 april 2015. Namens appellant is
mr. Witlox verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. J.P.C. Schouten.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant ontving ten tijde in geding bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB).
1.2.
Op 19 juli 2012 heeft de casemanager van appellant een trajectplan vastgesteld, waarin voor appellant een activiteitenplan is vastgesteld onder meer inhoudende een werkervaringsplaats Schone Ruimte gedurende minimaal drie maanden voor 24 uur per week.
1.3.
Bij besluit van 31 oktober 2012 (bestreden besluit), voor zover van belang, heeft het college het bezwaar tegen het trajectplan van 19 juli 2012 ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
In hoger beroep dient eerst ambtshalve de vraag te worden beantwoord of appellant voldoende procesbelang heeft in hoger beroep.
4.2.
Voor de beantwoording van die vraag zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang. Het in geding zijnde traject is niet meer actueel. Appellant wenst echter een principiële uitspraak van de Raad over de vraag of de verplichting mee te werken aan het traject ook van toepassing is voor zover het traject samenvalt met de aan hem opgelegde maatregel bestaande uit een verlaging van de bijstand met 100%, wat het geval is gedurende de periode van 23 juli 2012 tot 1 augustus 2012. Naar zijn mening heeft hij er - ook voor de toekomst - belang bij dat de Raad deze vraag beantwoordt.
4.3.
Aangenomen moet worden dat appellant geen actueel (proces)belang meer heeft bij een beoordeling van de aangevallen uitspraak. Het geven van een uitspraak over het in geding zijnde traject heeft, zoals namens appellant ter zitting is toegelicht, nu alleen nog principiële betekenis. De Raad heeft meermalen uitgesproken dat hij daartoe niet is gehouden (uitspraken van 28 mei 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:CA1518, en van 13 december 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BU8633). De Raad is slechts gehouden tot het beslechten van geschillen. Ook verder is niet van een procesbelang gebleken. Daarvoor is onvoldoende dat mogelijk in de toekomst tussen partijen wederom discussie ontstaat over (de invulling van) een re-integratietraject.
4.4.
Uit 4.3 volgt dat het hoger beroep niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door W.H. Bel als voorzitter en A.B.J. van der Ham en
A.M. Overbeeke als leden, in tegenwoordigheid van C.M. Fleuren als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 2 juni 2015.
(getekend) W.H. Bel
(getekend) C.M. Fleuren

HD