Uitspraak
OVERWEGINGEN
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 mei 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen eerdere uitspraken van de rechtbank Den Haag. Appellant had aanvragen om bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) ingediend, maar het college van burgemeester en wethouders van Delft heeft deze aanvragen afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat appellant onvoldoende informatie had verstrekt over zijn woon- en leefsituatie en zijn financiële situatie. De Raad heeft vastgesteld dat appellant niet voldeed aan de inlichtingenverplichting, wat leidde tot de conclusie dat het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld.
De Raad heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in detail bekeken. Appellant had op 21 december 2012 een aanvraag ingediend, maar het college heeft deze afgewezen omdat hij niet aannemelijk had gemaakt dakloos te zijn. Ook een tweede aanvraag op 7 maart 2013 werd afgewezen, omdat de informatie over zijn situatie onduidelijk was. Het college heeft herhaaldelijk aangegeven dat appellant niet voldoende inzicht had gegeven in zijn woon- en leefsituatie, en dat hij geen gedetailleerde verklaringen had gegeven over de geldleningen die hij had ontvangen van zijn broer en vriend.
De Raad heeft geconcludeerd dat de informatie die appellant heeft verstrekt onvoldoende was om zijn recht op bijstand vast te stellen. De beroepsgrond van appellant dat hij voldoende inzicht had gegeven, werd verworpen. De Raad bevestigde de eerdere uitspraken van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.