ECLI:NL:CRVB:2015:161
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens niet overleggen van gevraagde gegevens en niet verschijnen op oproep
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellant, die sinds 20 april 1999 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Appellant heeft meerdere keren niet gereageerd op oproepen van de Dienst Werk en Inkomen van de gemeente Amsterdam, wat leidde tot een onderzoek naar de rechtmatigheid van zijn bijstandsverlening. Na een aantal niet-verschijningen heeft het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam de bijstand van appellant opgeschort en uiteindelijk ingetrokken. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij de oproep voor een gesprek niet tijdig heeft ontvangen en dat de consequenties van zijn verzuimen niet in verhouding staan tot de opgelegde sancties.
De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat appellant op de oproep van 29 juni 2012 niet is verschenen en dat het college op basis van de WWB bevoegd was om de bijstand in te trekken. De Raad oordeelt dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat het niet overleggen van de gevraagde gegevens hem niet kan worden verweten. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond had verklaard. De Raad concludeert dat het hoger beroep van appellant niet slaagt en dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten.