ECLI:NL:CRVB:2015:1598
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.M. van der Kade
- H.J. Simon
- E.E.V. Lenos
- Rechtspraak.nl
Toekenning van AOW-pensioen en partnertoeslag met betrekking tot WAO-uitkering en discriminatieverbod
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 mei 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toekenning van een AOW-pensioen en een partnertoeslag aan appellant, die in Duitsland woont. Appellant had in 2012 een AOW-pensioen aangevraagd, dat met ingang van 20 maart 2013 werd toegekend, samen met een partnertoeslag van € 3,94 bruto voor maart 2013 en € 10,19 bruto per maand vanaf april 2013. De Sociale verzekeringsbank (Svb) had de WAO-uitkering van de echtgenote van appellant volledig in mindering gebracht op de partnertoeslag, wat appellant betwistte. Hij stelde dat deze behandeling in strijd was met de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte (Wgbh/cz) en dat de WAO-uitkering als inkomen uit arbeid moest worden aangemerkt.
De rechtbank Amsterdam had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard, en de Centrale Raad bevestigde deze uitspraak. De Raad oordeelde dat de WAO-uitkering terecht als overig inkomen werd aangemerkt en dat het verschil in behandeling tussen inkomen uit arbeid en overig inkomen legitiem was. De Raad verwees naar eerdere uitspraken en concludeerde dat er geen gronden waren voor het oordeel dat de toeslagregeling in de AOW niet aan de toetsing van het discriminatieverbod kon voldoen. De Raad benadrukte dat de wetgever met de regeling beoogde om deelname aan het arbeidsproces niet te ontmoedigen.
De uitspraak bevestigde dat, voor zover het gezinsinkomen onder het sociaal minimum ligt, dit niet voortkomt uit de korting van de WAO-uitkering, maar uit kortingen op het AOW-pensioen en de toeslag vanwege niet-verzekerde jaren. De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.