Uitspraak
.Appellant, daartoe opgeroepen, is verschenen. Het college, daartoe eveneens opgeroepen, heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. B.E.F. Vastenhoud.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, waarin de aanvraag om bijzondere bijstand werd afgewezen. Appellant ontving vanaf 10 januari 2012 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB), maar deze werd per 20 februari 2012 ingetrokken vanwege te hoge inkomsten. Op 15 augustus 2012 diende appellant een aanvraag in voor bijzondere bijstand, maar het college vroeg om aanvullende gegevens, die appellant niet tijdig aanleverde. Het college weigerde daarop de aanvraag verder te behandelen. Appellant ging in bezwaar, maar het college verklaarde het bezwaar ongegrond, wat door de rechtbank werd bevestigd. In hoger beroep betoogde appellant dat zijn aanvraag ten onrechte als een aanvraag om algemene bijstand was gekwalificeerd en dat hij recht had op een dwangsom wegens niet-tijdig beslissen. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het college de aanvraag terecht als een aanvraag om algemene bijstand had aangemerkt en dat appellant niet had voldaan aan zijn inlichtingenverplichting. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees de vordering tot dwangsom af, omdat appellant het college niet schriftelijk in gebreke had gesteld. De uitspraak werd gedaan op 27 januari 2015.