ECLI:NL:CRVB:2015:1500
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag om bijstand wegens schending van inlichtingen- en medewerkingsverplichting
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de afwijzing van zijn aanvraag om bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Appellant had zich op 12 februari 2013 gemeld voor bijstand, maar voldeed niet aan de inlichtingen- en medewerkingsverplichting. De Centrale Raad van Beroep behandelt de zaak na een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die het beroep van appellant ongegrond verklaarde. De rechtbank oordeelde dat appellant niet op de oproepen van de handhavingspecialist van de gemeente Amsterdam was verschenen, wat leidde tot de afwijzing van zijn aanvraag.
De Raad stelt vast dat appellant op 28 maart en 2 april 2013 niet is verschenen op de oproepen van de handhavingspecialist, die de brieven persoonlijk in de brievenbus had gedeponeerd. Appellant betoogde dat hij de oproepen niet had ontvangen vanwege problemen met de postbezorging, maar de Raad oordeelt dat dit voor zijn risico komt. De Raad verwijst naar eerdere rechtspraak waarin is vastgesteld dat post die op de gebruikelijke wijze wordt bezorgd, als tijdig ontvangen kan worden beschouwd, tenzij de betrokkene kan aantonen dat dit niet het geval is.
De Raad concludeert dat appellant onvoldoende bewijs heeft geleverd dat de brieven niet correct zijn bezorgd. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat appellant verantwoordelijk is voor het tijdig ontvangen van zijn post en dat hij maatregelen had kunnen nemen om dit te waarborgen. De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep van appellant af. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.