ECLI:NL:CRVB:2015:1486

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
7 mei 2015
Publicatiedatum
12 mei 2015
Zaaknummer
14-6116 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om herziening van een eerdere uitspraak inzake bijstandsherziening

In deze zaak heeft verzoeker op 4 november 2014 een verzoek ingediend tot herziening van een eerdere uitspraak van de Raad van 23 juli 2013, waarin de rechtbank Rotterdam een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam had bevestigd. Dit besluit betrof de herziening van de bijstandsverlening aan verzoeker over verschillende periodes, waarbij een bedrag van € 15.363,43 van hem werd teruggevorderd. De Centrale Raad van Beroep heeft op 7 mei 2015 uitspraak gedaan op het verzoek om herziening.

De Raad overweegt dat op grond van artikel 8:119, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht een onherroepelijke uitspraak herzien kan worden op basis van feiten of omstandigheden die vóór de uitspraak hebben plaatsgevonden, maar die niet bekend waren bij de indiener van het verzoek. De Raad stelt echter ook dat er een termijn van één jaar geldt voor het indienen van een herzieningsverzoek, gerekend vanaf het moment dat de indiener bekend is geworden met de feiten of omstandigheden die aanleiding geven tot herziening.

In dit geval is het herzieningsverzoek meer dan een jaar na de datum van de uitspraak van 23 juli 2013 ingediend, en verzoeker heeft geen nieuwe feiten of omstandigheden aangedragen die een uitzondering op de termijn zouden rechtvaardigen. De Raad concludeert dat het verzoek om herziening onredelijk laat is ingediend en verklaart het verzoek niet-ontvankelijk. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, en de uitspraak is openbaar gedaan op 7 mei 2015.

Uitspraak

14/6116 WWB
Datum uitspraak: 7 mei 2015
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het verzoek om herziening van de uitspraak van de Raad van 23 juli 2013, 11/2677 WWB en 11/2678 WWB
Partijen:
[verzoeker] te [woonplaats] (verzoeker)
het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam (college)
PROCESVERLOOP
Verzoeker heeft op 4 november 2014 verzocht om herziening van de uitspraak van de Raad van 23 juli 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:1107.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het verzoek is behandeld ter zitting van 24 maart 2015. Verzoeker is verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A. Dinç.

OVERWEGINGEN

1. Bij besluiten van 22 maart 2010, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 18 juni 2010 (bestreden besluit), heeft het college over verschillende periodes de bijstand van verzoeker herzien (lees: deels ingetrokken en deels herzien) en de over die periodes gemaakte kosten van bijstand tot een bedrag van € 15.363,43 van hem teruggevorderd. Bij uitspraak van
24 maart 2011, 10/3055, heeft de rechtbank Rotterdam het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Bij de uitspraak van 23 juli 2013, waarvan herziening wordt gevraagd, heeft de Raad die uitspraak bevestigd.
2. Op grond van artikel 8:119, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan de Raad op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de bestuursrechter eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
3. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
3.1.
In het belang van de rechtseenheid moet voorop worden gesteld dat van degene die om herziening vraagt van een uitspraak mag worden verlangd dat hij niet onredelijk lang wacht met de indiening van dat verzoek. Een onredelijk laat ingediend herzieningsverzoek moet niet-ontvankelijk worden verklaard.
3.2.
Een verzoek om herziening wordt in de regel geacht onredelijk laat te zijn ingediend, indien het verzoek is ingediend meer dan één jaar nadat de indiener bekend is geworden met de daarin gestelde nova dan wel, indien geen nova zijn gesteld, na de datum van openbaarmaking van de uitspraak waarvan herziening wordt verzocht.
3.3.
De hiervoor onder 3.2 geformuleerde regel geldt niet voor het indienen van een verzoek om herziening van een uitspraak over een bestuurlijke boete. Een dergelijk verzoek is niet aan de vermelde termijn van één jaar gebonden.
3.4.
In deze zaak, die geen betrekking heeft op een uitspraak over de bestuurlijke boete, zijn geen nova gesteld. De stukken die verzoeker bij zijn verzoekschrift heeft gevoegd, maakten reeds deel uit van de stukken die aan de uitspraak van 23 juli 2013 ten grondslag hebben gelegen. Nu het herzieningsverzoek meer dan één jaar na de datum van openbaarmaking van die uitspraak is ingediend, en verzoeker geen feiten en omstandigheden heeft gesteld op grond waarvan een uitzondering moet worden gemaakt op de in 3.2 geformuleerde regel, is het verzoek om herziening onredelijk laat ingediend.
3.5.
Gelet op wat in 3.1 tot en met 3.4 is overwogen moet het herzieningsverzoek
niet-ontvankelijk worden verklaard.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzoek niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door P.W. van Straalen, in tegenwoordigheid van C.M. Fleuren als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 7 mei 2015.
(getekend) P.W. van Straalen
(getekend) C.M. Fleuren

MK