ECLI:NL:CRVB:2015:1486
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om herziening van een eerdere uitspraak inzake bijstandsherziening
In deze zaak heeft verzoeker op 4 november 2014 een verzoek ingediend tot herziening van een eerdere uitspraak van de Raad van 23 juli 2013, waarin de rechtbank Rotterdam een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam had bevestigd. Dit besluit betrof de herziening van de bijstandsverlening aan verzoeker over verschillende periodes, waarbij een bedrag van € 15.363,43 van hem werd teruggevorderd. De Centrale Raad van Beroep heeft op 7 mei 2015 uitspraak gedaan op het verzoek om herziening.
De Raad overweegt dat op grond van artikel 8:119, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht een onherroepelijke uitspraak herzien kan worden op basis van feiten of omstandigheden die vóór de uitspraak hebben plaatsgevonden, maar die niet bekend waren bij de indiener van het verzoek. De Raad stelt echter ook dat er een termijn van één jaar geldt voor het indienen van een herzieningsverzoek, gerekend vanaf het moment dat de indiener bekend is geworden met de feiten of omstandigheden die aanleiding geven tot herziening.
In dit geval is het herzieningsverzoek meer dan een jaar na de datum van de uitspraak van 23 juli 2013 ingediend, en verzoeker heeft geen nieuwe feiten of omstandigheden aangedragen die een uitzondering op de termijn zouden rechtvaardigen. De Raad concludeert dat het verzoek om herziening onredelijk laat is ingediend en verklaart het verzoek niet-ontvankelijk. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, en de uitspraak is openbaar gedaan op 7 mei 2015.