ECLI:NL:CRVB:2013:1107
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van bijstand wegens verzwegen bankrekeningen
In deze zaak gaat het om de herziening, intrekking en terugvordering van bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) vanwege verzwegen bankrekeningen. Appellanten ontvingen sinds 29 maart 2006 bijstand, maar na een melding van de Belastingdienst over onbekende bankrekeningen van appellant, heeft de gemeente Rotterdam een onderzoek ingesteld. Dit onderzoek onthulde dat er aanzienlijke bedragen op de bankrekeningen stonden, wat leidde tot de conclusie dat appellanten ten onrechte bijstand hadden ontvangen. De gemeente heeft vervolgens besluiten genomen om de bijstand over verschillende periodes te herzien en de gemaakte kosten terug te vorderen, in totaal € 15.363,43.
De rechtbank Rotterdam verklaarde het beroep van appellanten tegen deze besluiten ongegrond. Appellanten gingen in hoger beroep en betwistten dat de tegoeden op de bankrekeningen tot hun vermogen behoorden. Ze stelden dat de bankrekeningen op naam van appellant stonden, maar dat de tegoeden voor het grootste deel toebehoorden aan de broer van appellant, die illegaal in Nederland verbleef en geen eigen bankrekening kon openen. Appellanten stelden dat zij het geld van de broer in bewaring hadden genomen en op de bankrekeningen hadden gestort.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het aan appellanten was om aan te tonen dat de tegoeden niet tot hun vermogen behoorden. De Raad concludeerde dat uit de bankafschriften niet kon worden afgeleid dat de gestorte bedragen voor anderen dan de rekeninghouder bestemd waren. Bovendien ontbraken objectieve en verifieerbare stukken die het standpunt van appellanten ondersteunden. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het hoger beroep af, zonder veroordeling in de proceskosten.