ECLI:NL:CRVB:2015:1461
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand op grond van de Wet werk en bijstand na vaststelling van onterecht ontvangen bijstandsuitkeringen
In deze zaak gaat het om de intrekking van bijstand aan appellante op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Appellante ontving sinds 25 maart 2008 bijstand, maar na een melding dat zij mogelijk een gezamenlijke huishouding voerde, heeft de gemeente Capelle aan den IJssel een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de bijstandsverlening. Dit onderzoek leidde tot de conclusie dat appellante meer had uitgegeven dan zij had ontvangen, wat resulteerde in de opschorting en uiteindelijk de intrekking van haar bijstandsuitkering. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak in hoger beroep behandeld, waarbij appellante aanvoerde dat zij niet in staat was om de gevraagde bankafschriften over te leggen. De Raad oordeelde dat het college van burgemeester en wethouders terecht had gehandeld door de bijstand op te schorten en later in te trekken, omdat appellante niet tijdig de gevraagde informatie had verstrekt. Echter, de Raad kwam tot de conclusie dat de intrekking van de bijstand over de periode van 1 januari 2011 tot en met 18 februari 2013 niet gerechtvaardigd was, omdat er geen duidelijke discrepantie was tussen de inkomsten en uitgaven van appellante in die periode. De Raad vernietigde het besluit van het college voor deze periode en herstelde de bijstandsverlening. Tevens werd het college veroordeeld in de kosten van appellante, die in totaal € 1.960,- bedroegen, en werd het griffierecht vergoed.