ECLI:NL:CRVB:2015:1460
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor kosten van vliegreis en lokaal vervoer in verband met bezoek aan zieke moeder in Indonesië
In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. F.J.M. Kobossen, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, die op 13 november 2013 het beroep tegen het besluit van het dagelijks bestuur van de Sociale Dienst Oost Achterhoek ongegrond verklaarde. Appellant had op 20 november 2012 bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van een vliegreis en lokaal vervoer naar Indonesië om zijn zieke moeder te bezoeken. Het dagelijks bestuur heeft deze aanvraag afgewezen op basis van het territorialiteitsbeginsel zoals neergelegd in artikel 11, eerste lid, van de Wet werk en bijstand (WWB). Dit beginsel staat geen bijstand toe voor kosten die buiten Nederland zijn gemaakt.
De Centrale Raad van Beroep heeft op 7 mei 2015 uitspraak gedaan in deze zaak. De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat appellant geen zeer dringende redenen had aangetoond die zouden rechtvaardigen dat de gevraagde bijstand verleend zou moeten worden, ondanks de slechte financiële situatie van appellant en de gezondheidsproblemen van zijn ouders. De Raad benadrukte dat voor het verlenen van bijstand in afwijking van het territorialiteitsbeginsel, er sprake moet zijn van een acute noodsituatie die niet op een andere manier kan worden verholpen. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de uitspraak van de rechtbank.
De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met O.L.H.W.I. Korte als voorzitter en E.C.R. Schut en M. ter Brugge als leden. De beslissing werd in het openbaar uitgesproken, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.