ECLI:NL:CRVB:2015:1460

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
7 mei 2015
Publicatiedatum
8 mei 2015
Zaaknummer
13-6840 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor kosten van vliegreis en lokaal vervoer in verband met bezoek aan zieke moeder in Indonesië

In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. F.J.M. Kobossen, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, die op 13 november 2013 het beroep tegen het besluit van het dagelijks bestuur van de Sociale Dienst Oost Achterhoek ongegrond verklaarde. Appellant had op 20 november 2012 bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van een vliegreis en lokaal vervoer naar Indonesië om zijn zieke moeder te bezoeken. Het dagelijks bestuur heeft deze aanvraag afgewezen op basis van het territorialiteitsbeginsel zoals neergelegd in artikel 11, eerste lid, van de Wet werk en bijstand (WWB). Dit beginsel staat geen bijstand toe voor kosten die buiten Nederland zijn gemaakt.

De Centrale Raad van Beroep heeft op 7 mei 2015 uitspraak gedaan in deze zaak. De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat appellant geen zeer dringende redenen had aangetoond die zouden rechtvaardigen dat de gevraagde bijstand verleend zou moeten worden, ondanks de slechte financiële situatie van appellant en de gezondheidsproblemen van zijn ouders. De Raad benadrukte dat voor het verlenen van bijstand in afwijking van het territorialiteitsbeginsel, er sprake moet zijn van een acute noodsituatie die niet op een andere manier kan worden verholpen. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de uitspraak van de rechtbank.

De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met O.L.H.W.I. Korte als voorzitter en E.C.R. Schut en M. ter Brugge als leden. De beslissing werd in het openbaar uitgesproken, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

13/6840 WWB
Datum uitspraak: 7 mei 2015
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 13 november 2013, 13/2621 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het dagelijks bestuur van de Sociale Dienst Oost Achterhoek (dagelijks bestuur)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. F.J.M. Kobossen, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift en een nader stuk ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 maart 2015. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Kobossen. Het dagelijks bestuur heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A. Brons.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Op 20 november 2012 heeft appellant bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van een vliegreis en de kosten van lokaal vervoer in verband met een bezoek aan zijn zieke moeder in Indonesië.
1.2.
Bij besluit van 15 januari 2013, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 9 april 2013 (bestreden besluit), heeft het dagelijks bestuur de aanvraag afgewezen op de grond dat het in artikel 11, eerste lid, van de Wet werk en bijstand (WWB) neergelegde territorialiteitsbeginsel zich verzet tegen het verlenen van de gevraagde bijzondere bijstand en dat door appellant geen feiten en omstandigheden naar voren zijn gebracht op grond waarvan de aanvraag niet mocht worden afgewezen.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft zich in hoger beroep op de hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Niet in geschil is dat het aan de WWB ten grondslag liggende territorialiteitsbeginsel bijstand voor de gevraagde kosten van een retour-vliegticket naar Indonesië en van lokaal vervoer in Indonesië uitsluit. Voor de kosten van het traject van en naar Schiphol heeft appellant geen bijstand gevraagd. Het dagelijks bestuur heeft dat, anders dan appellant heeft aangevoerd, ook niet uit zijn aanvraag hoeven af te leiden.
4.2.
Artikel 16, eerste lid, van de WWB biedt de mogelijkheid om in afwijking van het bepaalde in artikel 11, eerste lid, van de WWB de gevraagde bijstand te verlenen indien, gelet op alle omstandigheden, daartoe zeer dringende redenen noodzaken. Blijkens de geschiedenis van de totstandkoming van deze bepaling dient in een dergelijk geval vast te staan dat sprake is van een acute noodsituatie en dat de behoeftige omstandigheden waarin betrokkene verkeert op geen enkele andere wijze zijn te verhelpen, zodat het verlenen van bijstand onvermijdelijk is. Volgens vaste rechtspraak (uitspraak van 1 december 2009, ECLI:NL:CRVB:2009:BK6576) kan slechts van een dergelijke acute noodsituatie worden gesproken indien een situatie van levensbedreigende aard is of blijvend ernstig letsel of invaliditeit tot gevolg kan hebben, waarbij ernstig letsel zowel psychisch als lichamelijk letsel kan omvatten. Eveneens volgens vaste rechtspraak (uitspraken van 8 maart 2005, ECLI:NL:CRVB:2005:AT4471 en 27 november 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BY4808) kunnen zeer dringende redenen uitsluitend betrekking hebben op degene die, hoewel hij geen recht heeft op bijstand, niettemin voor bijstand in aanmerking wil komen.
4.3.
De rechtbank heeft geoordeeld dat uit wat appellant heeft aangevoerd niet blijkt van een zeer dringende reden in de zin van die bepaling, die noopt tot verlening van bijstand. In de door appellant gestelde slechte financiële situatie en de verwijzing naar de gezondheidssituatie van zijn ouders ziet de Raad geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen, nu appellant daarmee niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij zelf zich bevindt in een situatie die levensbedreigend van aard is of blijvend ernstig letsel of invaliditeit tot gevolg kan hebben.
4.4.
Uit 4.1 tot en met 4.3 volgt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door O.L.H.W.I. Korte als voorzitter en E.C.R. Schut en
M. ter Brugge als leden, in tegenwoordigheid van R.G. van den Berg als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 7 mei 2015.
(getekend) O.L.H.W.I. Korte
(getekend) R.G. van den Berg

HD