Uitspraak
mr. C.G. Smout.
OVERWEGINGEN
€ 1.217,50 (1 punt voor het hoger beroepschrift, 1 punt voor de zitting en 0,5 punt voor de brief van 30 juli 2014) in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand.
BESLISSING
van in totaal € 156,- vergoedt.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 januari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Breda. De zaak betreft een geschil over de toekenning van een inkomensvoorziening aan appellante, die door het college van burgemeester en wethouders van Tilburg was afgewezen. Het college had gesteld dat appellante over vermogen beschikte dat boven het vrij te laten vermogen van € 5.555,- lag. De rechtbank had het beroep van appellante tegen deze beslissing ongegrond verklaard.
De Centrale Raad heeft in een tussenuitspraak op 24 juni 2014 geoordeeld dat het bestreden besluit van het college vernietigd moest worden wegens strijd met de Algemene wet bestuursrecht. Het college kreeg de gelegenheid om het gebrek in het besluit te herstellen. Na het nemen van een nader besluit, waarin het college alsnog een inkomensvoorziening toekende voor de periode van 15 april 2011 tot 7 november 2011, heeft appellante aangegeven met dit besluit in te stemmen, maar verzocht om vergoeding van proceskosten en wettelijke rente.
Tijdens de zitting op 25 november 2014 heeft het college aangegeven dat de proceskosten voor vergoeding in aanmerking komen. De Raad heeft de proceskosten begroot op € 974,- voor de procedure in eerste aanleg en € 1.217,50 voor de procedure in hoger beroep. Het verzoek om vergoeding van wettelijke rente is afgewezen, omdat appellante onjuiste of onvolledige gegevens had verstrekt. Uiteindelijk heeft de Raad de aangevallen uitspraak vernietigd, het beroep gegrond verklaard, en het college veroordeeld in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 2.191,50, evenals de vergoeding van het griffierecht van € 156,-.