ECLI:NL:CRVB:2015:1418
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- A.J. Schaap
- J.C. Hoogendoorn
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van tegemoetkoming TOG wegens verblijf van zoon in instelling
In deze zaak gaat het om de terugvordering van een tegemoetkoming op grond van de Regeling tegemoetkoming ouders van thuiswonende gehandicapte kinderen (TOG) door de Sociale verzekeringsbank (Svb). Appellante ontving deze tegemoetkoming voor haar zoon, geboren in 1995, die vanaf 1 maart 2007 wekelijks minder dan vier nachten per week bij haar verbleef. De Svb heeft vastgesteld dat appellante over de periode van het tweede kwartaal van 2007 tot en met het derde kwartaal van 2011 geen recht had op de tegemoetkoming, wat resulteerde in een terugvordering van € 3.774,30. De Svb verklaarde de bezwaren van appellante tegen deze besluiten ongegrond.
De rechtbank Amsterdam heeft het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, waarna appellante in hoger beroep ging. In hoger beroep stelde appellante dat haar zoon tot haar huishouden behoort, omdat hij in de weekenden, vakanties en vrije dagen bij haar verblijft. Appellante betoogde dat er dringende redenen waren om van terugvordering af te zien, en dat zij de tegemoetkoming TOG terecht ontving.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de Svb het beleid consistent had toegepast en dat appellante redelijkerwijs had moeten begrijpen dat haar zoon niet thuiswonend was. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar gedaan op 6 mei 2015.