ECLI:NL:CRVB:2012:BX2744
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H.C.P. Venema
- H.J. de Mooij
- J.M.A. van der Kolk-Severijns
- Rechtspraak.nl
Beëindiging tegemoetkoming op grond van de TOG 2000 en de kwalificatie van uitwonend zijn
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de tegemoetkoming op grond van de TOG 2000 voor de zoon van appellant, die in een internaat verblijft. Appellant, die een zoon heeft met PDD-NOS en een reactieve hechtingsstoornis, ontving eerder een tegemoetkoming voor de onderhoudskosten van zijn zoon. De Sociale verzekeringsbank (Svb) heeft de tegemoetkoming beëindigd omdat de zoon sinds 1 september 2009 in een internaat verblijft en volgens de Svb als uitwonend wordt aangemerkt. Appellant is het hier niet mee eens en stelt dat zijn zoon bij hem thuis woont, omdat hij in de weekenden en vakanties bij hem verblijft.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak in hoger beroep behandeld. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank dat de Svb terecht heeft geconcludeerd dat de zoon van appellant niet meer tot zijn huishouden behoort. De Raad wijst erop dat het verblijf in een internaat gedurende vijf dagen en vier nachten volgens het beleid van de Svb leidt tot de kwalificatie van uitwonend zijn. De Raad merkt op dat de omstandigheid dat de zoon in vakanties en vrije dagen bij appellant verblijft, niet betekent dat hij niet als uitwonend kan worden aangemerkt.
De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep van appellant ongegrond. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep en is openbaar uitgesproken op 25 juli 2012.