ECLI:NL:CRVB:2015:1414

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
6 mei 2015
Publicatiedatum
6 mei 2015
Zaaknummer
13-1418 WW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen uitspraak rechtbank Oost-Nederland inzake WW-uitkering en proceskostenveroordeling

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 mei 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Nederland van 28 februari 2013. De zaak betreft een appellant die in beroep was gegaan tegen een beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) met betrekking tot zijn WW-uitkering. Op 21 januari 2015 had de Raad al een tussenuitspraak gedaan, waarin het Uwv werd opgedragen om een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. Deze nieuwe beslissing, genomen op 6 maart 2015, kwam geheel tegemoet aan de bezwaren van de appellant. De appellant heeft de Raad vervolgens verzocht om een oordeel over de proceskosten, aangezien er geen inhoudelijk geschil meer bestond tussen partijen.

De Raad heeft vastgesteld dat er geen procesbelang meer is, waardoor het hoger beroep niet-ontvankelijk werd verklaard. Desondanks heeft de Raad besloten om het Uwv te veroordelen in de proceskosten van de appellant, die zijn begroot op € 1.960,- voor verleende rechtsbijstand in zowel de eerste aanleg als het hoger beroep. De uitspraak werd gedaan door B.M. van Dun, met P. Boer als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 6 mei 2015. De Raad heeft tevens bepaald dat het Uwv het door de appellant betaalde griffierecht van € 159,- dient te vergoeden.

Uitspraak

13/1418 WW
Datum uitspraak: 6 mei 2015
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Nederland van
28 februari 2013, 11/5468 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
De Raad heeft op 21 januari 2015 een tussenuitspraak gedaan, gepubliceerd onder ECLI:NL:CRVB:2015:240.
Het Uwv heeft op 6 maart 2015 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Appellant heeft daarop bij brief van 20 maart 2015 gereageerd. Bij brief van 26 maart 2015 heeft hij gevraagd om een oordeel over de proceskosten.
De zaak is verwezen naar een enkelvoudige kamer van de Raad.
De Raad heeft bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft, waarna het onderzoek is gesloten.

OVERWEGINGEN

1. Met de nieuwe beslissing op bezwaar van 6 maart 2015 heeft het Uwv opnieuw op het bezwaar van appellant beslist. Appellant heeft de Raad bericht dat deze nieuwe beslissing op bezwaar geheel aan zijn oorspronkelijke bezwaar/beroep tegemoet komt. Voorts heeft appellant erop gewezen dat de Raad nog een oordeel moet geven over de proceskosten.
2. Nu er tussen partijen geen door de Raad te beslechten inhoudelijk geschil meer bestaat, moet het hoger beroep niet-ontvankelijk worden verklaard wegens het ontbreken van procesbelang.
3. Aanleiding bestaat om het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellant. Deze kosten worden begroot op € 980,- in beroep en € 980,- in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand, in totaal € 1.960,-.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
  • veroordeelt het Uwv in de kosten van appellant tot een bedrag van € 1.960,-;
  • bepaalt dat het Uwv het door appellant betaalde griffierecht van in totaal € 159,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door B.M. van Dun, in tegenwoordigheid van P. Boer als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 6 mei 2015.
(getekend) B.M. van Dun
(getekend) P. Boer

MK